In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 30 januari 2023 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd. Klager, werkzaam als bewakingsmedewerker bij Cuerpo Especial Arubano (CEA), had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 10 maart 2022, waarbij hem een disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ter hoogte van Afl. 600,- was opgelegd wegens ongeoorloofd verzuim op 28 december 2019 en 7 maart 2020. Klager stelde dat hij op de betreffende dagen arbeidsongeschikt was en dat hij niet op de juiste wijze was behandeld door de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager op 28 december 2019 niet de juiste ziektemelding heeft gedaan en dat hij op 7 maart 2020 zonder toestemming van zijn ploegleider zijn werkplek heeft verlaten. Desondanks oordeelde het gerecht dat de lange tijdsduur tussen de gedragingen en de strafoplegging in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. Het gerecht concludeerde dat de beslistermijnen onaanvaardbaar lang waren en dat klager te lang in onzekerheid was gelaten over de sanctie.
Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar van klager gegrond, vernietigde het bestreden landsbesluit en veroordeelde de verweerder tot betaling van de proceskosten aan klager. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige en tijdige behandeling van disciplinaire procedures binnen het ambtenarenrecht.