In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een voorgenomen disciplinaire straf van ontslag. Klager, die in de periode van 2018 tot 2021 als Gevolmachtigde Minister heeft gefunctioneerd, werd beschuldigd van ernstig plichtsverzuim, waaronder het misbruik van overheidsmiddelen voor persoonlijke doeleinden. De procedure begon met een kennisgeving van de Gouverneur op 9 januari 2023, waarin klager op de hoogte werd gesteld van het voornemen tot ontslag. Klager maakte bezwaar en voerde aan dat hij geen plichtsverzuim had gepleegd en dat de voorgenomen straf disproportioneel was.
Tijdens de zittingen op 17 en 29 april 2023 werd de zaak behandeld, waarbij klager en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de Gouverneur. Het gerecht heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Klager ontkende de beschuldigingen en stelde dat zijn uitgaven in overeenstemming waren met zijn functie. De Gouverneur daarentegen betoogde dat klager op grote schaal overheidsmiddelen had misbruikt en dat zijn gedrag onverenigbaar was met de verantwoordelijkheden van een ambtenaar.
Het gerecht concludeerde dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, met name door onterecht gebruik te maken van overheidsmiddelen voor privédoeleinden. De rechter oordeelde dat de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk ontslag gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de verweten gedragingen. De uitspraak werd gedaan op 23 oktober 2023, waarbij het bezwaar van klager ongegrond werd verklaard en de disciplinaire straf werd opgelegd.