ECLI:NL:OGAACMB:2023:48

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
AUA202301428
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om beslissing bij voorraad in ambtenarenrechtelijke geschil over salarisinhouding en re-integratietraject

Op 5 juni 2023 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in een zaak tussen een ambtenaar en de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling. De ambtenaar, verzoeker, had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van zijn salaris, die was opgelegd vanwege zijn vermeende nalatigheid om zich te melden voor een re-integratietraject. De Minister had de ambtenaar gesommeerd om zich op 16 februari 2023 te melden, maar verzoeker stelde dat hij de oproep niet tijdig had ontvangen en daarom niet in gebreke was gebleven. Hij verzocht het gerecht om een beslissing bij voorraad, zodat zijn salaris tijdens de procedure zou worden doorbetaald.

Het gerecht overwoog dat voor een beslissing bij voorraad slechts aanleiding bestaat indien er sprake is van een spoedeisend belang. De rechter concludeerde dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er een dreigend groot en onherstelbaar nadeel was, en dat hij de beslissing in de bodemzaak kon afwachten. De inhouding van het salaris was gebaseerd op artikel 17, tweede lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), en de ambtenaar had geen rechtsmiddel aangewend tegen het besluit van de Gouverneur om hem eervol ontslag te verlenen. Het verzoek om een beslissing bij voorraad werd daarom afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige communicatie en de verplichtingen van ambtenaren in het kader van hun dienstverband. De rechter wees erop dat de ambtenaar niet had aangetoond dat de stopzetting van zijn bezoldiging onevenredig nadeel zou opleveren, en dat de procedure niet de juiste weg was om zijn bezoldiging te vorderen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 5 juni 2023
Gaza nr. AUA202301428

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 15 februari 2023 heeft verweerder verzoeker gesommeerd om zich op 16 februari 2023 om 14:00 uur bij het Departamento Recurso Humano (DRH) te melden in het kader van zijn re-integratietraject. Daarbij is aan verzoeker bericht dat zijn salaris, conform artikel 17, tweede lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), wordt ingehouden.
Hiertegen, alsmede tegen de feitelijke inhouding op het salaris met ingang van maart 2023, heeft verzoeker op 21 april 2023 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verzoeker heeft zich op 26 april 2023 tevens tot het gerecht gewend met het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad.
Verweerder heeft op 17 en op 22 mei 2023 producties ingediend.
Verzoeker heeft op 21 mei 2023 een productie ingediend.
Het verzoek is op 22 mei 2023 ter zitting behandeld, waar zijn verschenen verzoeker in persoon, en verweerder vertegenwoordigd door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de La kan de ambtenaar, in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van de La kan worden ingediend, doch waarin, ter voorkoming van nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is, bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen.
1.2
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Lma ontvangt de ambtenaar over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging.
Ingevolge artikel 52, eerste lid, is de ambtenaar verplicht zo nodig tijdelijk andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht.
Ingevolge het derde lid worden de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden de ambtenaar opgedragen door of namens de betrokken minister.
De feiten
2.1
Verzoeker is ambtenaar en is in de periode van 1 oktober 2006 tot 1 december 2017 en vanaf 16 september 2021 tot heden als non-actieve ambtenaar in de overtolligheidspool geplaatst.
2.2
Bij brief van 3 februari 2023, waarvan op diezelfde dag per e-mailbericht een afschrift aan verzoeker is verzonden, heeft de directeur van het DRH verzoeker opgeroepen om zich op 10 februari 2023 om 11:00 uur bij het DRH te melden in het kader van zijn re-integratietraject. In die brief wordt voorts bericht dat het opzettelijk nalaten zijn dienstverplichting te verrichten zal leiden tot een disciplinaire stafoplegging en het inhouden van zijn bezoldiging op grond van artikel 17, tweede lid, van de Lma.
2.3
Op maandag 13 februari 2023 heeft verzoeker het DRH gebeld en bericht dat hij voormelde brief te laat heeft ontvangen en pas in het weekend heeft gelezen.
2.4
Bij brief van 15 februari 2023 heeft verweerder verzoeker gesommeerd om zich op 16 februari 2023 om 14:00 uur bij het DRH te melden, en daarbij te kennen gegeven:
“(…)
Zoals vermeld in de brief van 3 februari 2023, bent u thans op de hoogte gesteld van de re-integratietraject non-actieven. U heeft zich niet persoonlijk gemeld noch heeft u voorafgaand de afspraak contact opgenomen met het DRH.
(…)
Zoals u bent medegedeeld in het schrijven van 3 februari 2023 wordt deze oproep gelijkgesteld aan een dienstopdracht en uw aanwezigheid is derhalve verplicht. U heeft geen gehoor gegeven aan de oproep van 3 februari 2023 en wordt uw betaling van bezoldiging op grond van artikel 17 lid 2 Lma ingehouden.
U wordt erop geattendeerd dat indien u geen gehoor geeft aan deze dienstinstructie of u zich niet voldoende inzet met betrekking tot de werkzaamheden, dit als het door u willekeurig verbreken van uw diensterband wordt beschouwd, waarna u ontslagen wordt op grond van artikel 98 lid 1 sub h van de Lma”.
2.5
Bij brief van 17 februari 2023 heeft verzoeker op de brief van 15 februari 2023 gereageerd, en onder meer – samengevat – te kennen gegeven (i) dat hij het e-mailbericht van 3 februari 2023 niet tijdig heeft gezien en ook niet heeft geopend vanwege zijn zienswijze over de inmenging van Gmail/google in e-mailberichten, (ii) dat hij de brieven van 3 en 15 februari 2023 niet tijdig heeft ontvangen, (iii) dat er gelet op het voorgaande geen sprake is van het weigeren van een dienstopdracht, (iv) dat hij van mening is dat er opzet in het spel is zijdens het DRH om hem schade toe te brengen en (v) dat hij over een paar maanden met pensioen gaat, waardoor een re-integratietraject niet efficiënt is en getuigt van een slechte kosten-batenanalyse.
2.6
Verzoeker heeft vanaf maart 2023 geen salaris ontvangen en heeft verder van de Directie Financiën een factuur van 30 maart 2023 ontvangen waarin staat dat hij een bedrag van Afl. 3.363,36 moet betalen voor het ten onrechte ontvangen van salaris over de periode 16 tot en met 28 februari 2023.
2.7
Bij Landsbesluit van 25 april 2023 no. 3 heeft de Gouverneur primair besloten om verzoeker met ingang van 17 februari 2023, met toepassing van artikel 98, eerste lid, sub h, juncto artikel 98, tweede lid, van de Lma, eervol ontslag uit overheidsdienst te verlenen en subsidiair om verzoeker met ingang van 1 mei 2023 met toepassing van artikel 98, eerste lid, sub f, juncto artikel 98, tweede lid, van de Lma, eervol ontslag uit overheidsdienst te verlenen.
2.8
Hiertegen heeft verzoeker nog geen rechtsmiddel aangewend.
De standpunten van partijen
3.1
Het verzoek strekt ertoe verweerder te bevelen om verzoeker hangende het bezwaar zijn bezoldiging te betalen. Daartoe voert verzoeker aan dat er geen grondslag is voor het toepassen van artikel 17, tweede lid, van de Lma (no work, no pay principe), omdat hij niet in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk heeft nagelaten zijn dienst te verrichten. Hij heeft de brieven inhoudende een dienstopdracht niet ontvangen en wist daarom niet dat hij zich bij het DRH moest melden. Van plichtsverzuim is geen sprake, aldus verzoeker. Verzoeker voert voorts aan dat hij onevenredig nadeel lijdt van de stopzetting van zijn bezoldiging, omdat (i) hij aan zijn maandelijkse verplichtingen dient te blijven voldoen, waaronder het bijdragen in de studiekosten van zijn dochter in het buitenland, (ii) hij zijn spaargeld moet aanwenden en (iii) zijn pensioen lager zal uitvallen.
3.2
Aan de stopzetting van de bezoldiging heeft verweerder artikel 17, tweede lid, Lma ten grondslag gelegd, nu verzoeker geen gehoor heeft gegeven aan de dienstopdracht om zich op 10 februari 2023 en vervolgens op 16 februari 2023 bij het DRH te melden in het kader van zijn re-integratietraject.
De beoordeling
4.1
Het gerecht ziet zich voor de vraag gesteld of een onverwijlde voorziening wenselijk is ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker bij de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking. Het gerecht overweegt als volgt.
4.2
Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal slechts aanleiding bestaan, indien de ambtenaar een zodanig spoedeisend belang heeft, dat niet van hem kan worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemzaak afwacht. Spoedeisend belang wordt in de regel aangenomen indien sprake is van een dreigend groot en onherstelbaar nadeel of indien sprake is van een dreigend nadeel dat de ambtenaar onevenredig treft in verhouding tot het belang dat het bestuursorgaan heeft bij de onmiddellijke uitvoering van beslissing in kwestie.
4.3
Het gerecht is van oordeel dat in dit geval onvoldoende is gebleken van een dreigend nadeel zoals hiervoor omschreven en overweegt daartoe als volgt. Verzoeker is opgekomen tegen de feitelijke stopzetting van zijn bezoldiging die gestoeld is op artikel 17, tweede lid, van de Lma. Bij landsbesluit van 25 april 2023 heeft de Gouverneur besloten verzoeker eervol ontslag te verlenen, welk ontslag is gebaseerd op artikel 98 van de Lma. Nu het stopzetten van verzoekers bezoldiging hiermee thans gebaseerd is op een andere beschikking, afkomstig van een ander orgaan en gegeven op een andere wettelijke grondslag, gaat het verzoek voor het treffen van de van de verzochte voorziening de strekking van deze procedure te buiten. Ook overigens heeft verzoeker onvoldoende gesteld dat en waarom ter voorkoming van onevenredig nadeel niettemin een onverwijlde voorziening wenselijk is. Niet valt in te zien dat hij de beslissing in de bodemprocedure niet kan afwachten.
4.4
Nu zich geen situatie voordoet waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker een onverwijlde voorziening wenselijk is, luidt de conclusie dat geen sprake is van voldoende spoedeisend belang dat noopt tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
5. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 juni 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.