In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die zich verzet tegen zijn aanstelling als ambtenaar met ingang van 1 december 2021. Klager, vertegenwoordigd door mr. L.A. Hernandis, heeft bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit van 1 april 2022, waarin zijn aanstelling werd geregeld. Klager stelt dat hij eerder, namelijk vanaf 10 december 2008, al als ambtenaar was aangesteld en dat de intrekking van eerdere landsbesluiten hem benadeelt in zijn pensioenopbouw en dienstjaren. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend, ondanks dat de termijn op 1 mei 2022 was verstreken. Het gerecht heeft vervolgens de argumenten van klager en verweerder tegen elkaar afgewogen. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman, heeft gesteld dat klager pas op 1 december 2021 als ambtenaar is aangesteld en dat eerdere landsbesluiten niet geldig waren omdat klager ten tijde van die besluiten geen ambtenaar was. Het gerecht heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat klager eerder als ambtenaar was aangesteld en dat de formele regels voor aanstellingsbesluiten strikt moeten worden nageleefd. De uitspraak van het gerecht was dat het bezwaar ongegrond werd verklaard.