ECLI:NL:OGAACMB:2023:3

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
AUA202200508
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen stopzetting salaris en tijdelijke werkzaamheden in het kader van re-integratie

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling om zijn salaris met ingang van 20 januari 2022 aan te houden. Klager was sinds 1 januari 2003 non-actief en werd opgedragen om tijdelijke administratieve werkzaamheden te verrichten in het kader van de vaccinatiecampagne. Klager heeft zich echter niet gemeld voor deze werkzaamheden en heeft bezwaar gemaakt tegen de aanhouding van zijn salaris. Het gerecht heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat klager niet heeft voldaan aan de dienstopdrachten die hem waren opgelegd. Het gerecht oordeelt dat de minister op goede gronden het salaris heeft stopgezet, aangezien klager opzettelijk zijn verplichtingen niet is nagekomen. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 23 januari 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 23 januari 2023
Gaza nr. AUA202200508

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
gericht tegen:
1.DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE,
INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING,
2.DE MINISTER VAN FINANCIËN EN CULTUUR,
zetelend in Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 31 januari 2022 (bestreden beschikking) heeft verweerder sub 1 klager bericht dat zijn salaris met ingang van 20 januari 2022 wordt aangehouden en dat hij zich vóór 3 februari 2022 bij het Departamento Recurso Humano (DRH) dient te melden in het kader van zijn re-integratietraject en teneinde administratieve werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het vaccinatiecampagne.
Hiertegen, alsmede tegen de feitelijke aanhouding van het salaris met ingang van februari 2022, heeft klager op 1 maart 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht (bezwaar).
Verweerder heeft op 26 juli 2022 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 29 augustus 2022. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Klager is ambtenaar en was tot 1 januari 2003 werkzaam in de functie van directeur van de Directie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Klager is sindsdien non-actief (overtolligheidspool).
1.2
Bij beschikking van 5 januari 2022 heeft verweerder sub 1 klager opgedragen om met ingang van 10 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 administratieve werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de operatie “
island shield” (vaccinatiecampagne).
1.3
Bij beschikking van 12 januari 2022 heeft verweerder sub 1 klager opgedragen om met ingang van 13 januari 2022 tijdelijke werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de vaccinatiecampagne.
1.4
Bij brief van 13 januari 2022 heeft klager daarop gereageerd en, met verwijzing naar een brief van 21 januari 2021, te kennen gegeven dat hij zich niet zal melden voor de tijdelijke werkzaamheden en dat hij alleen zal meewerken aan zijn re-integratie in een passende functie.
1.5
Bij beschikking van 18 januari 2022 heeft verweerder sub 1 klager opgedragen om met ingang van 20 januari 2022 tot eind maart 2022 tijdelijke werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de vaccinatiecampagne.
1.6
Bij brief van 19 januari 2022 heeft de gemachtigde van klager daarop gereageerd en onder meer te kennen gegeven dat een oproep om als medewerker belast met administratieve werkzaamheden ten behoeve van de vaccinatiecampagne te werk te gaan geen passende functie is, dat klager zich in het buitenland bevindt tot eind januari 2022 en dat hij bereid is om alsdan in gesprek te gaan over een passende functie.
1.7
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder sub 1 klager bericht dat zijn salaris met ingang van 20 januari 2022 wordt aangehouden en dat hij zich vóór 3 februari 2022 bij het DRH dient te melden in het kader van zijn re-integratietraject en teneinde administratieve werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het vaccinatiecampagne. Daarin staat onder meer:
“(…)
Los daarvan heeft u als elke ambtenaar de verplichting om uitvoering te geven aan artikel 52 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, indien u een dienstinstructie krijgt om tijdelijk werkzaamheden uit te voeren.
(…).
Conform het gestelde in artikel 17 lid 2 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht ontvangt de ambtenaar over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging. Gelet op het bovenstaande wordt uw salaris met ingang van 20 januari 2022 aangehouden.
U had beschikbaar moeten zijn voor de dienst, heeft uw dienstopdracht geweigerd en u hebt niet op voorhand laten weten te zullen reizen.
(…)
Indien u terug bent op Aruba dient u zich direct aan te melden voor een gesprek bij het Departamento Recurso Humano (DRH). Pas op dat ogenblik en mits u zich akkoord verklaart om het re-integratietraject te volgen, waarbij u tijdelijk tewerkgesteld zal worden voor het verrichten van administratieve werkzaamheden ten behoeve van het vaccinatieprogramma kan uw salaris worden hervat.
Het is om deze reden dat u wederom (3e keer) wordt meegedeeld, dat indien u nalaat zich voor 3 februari 2022 te melden bij het Departamento Recurso Humano, uw dienstverband onmiddellijk beëindigd zal worden wegens het willekeurig verbreken van het dienstverband.”
1.8
Klager heeft zich op 3 februari 2022 bij het DRH gemeld.
1.9
Klager heeft over februari 2022 geen salaris ontvangen.
bezwaar en verweer
2.1
Aan het bezwaar heeft klager ten grondslag gelegd - kort weergegeven - dat het tijdelijk inzetten als een administratieve kracht niet past in zijn re-integratietraject. Voorts is de vaccinatiecampagne reeds achter de rug. Aan klager is geen passende functie in het vooruitzicht gesteld. Voorts zit klager sinds februari 2022 zonder inkomen. Klager bevond zich tot eind januari 2022 in het buitenland en kon onmogelijk aan de dienstopdrachten voldoen. Klager heeft zich begin februari 2022 bij de DRH gemeld.
2.2
Verweerders hebben zich op het standpunt gesteld - kort weergegeven – dat het bezwaar tegen de feitelijke aanhouding van het salaris niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend. De feitelijke aanhouding heeft immers reeds op 24 januari 2022 plaatsgevonden. Klager heeft drie dienstopdrachten, te weten die van 5, 12 en 18 januari 2022, niet uitgevoerd. Klager had zich uiterlijk op 2 februari 2022 bij de DRH moeten melden en heeft dit niet gedaan, reden waarom zijn dienstverband met onmiddellijk ingang is beëindigd. Voorts heeft klager niet bij zijn werkgever gemeld dat hij naar het buitenland zou afreizen. De bezoldiging is dus op goede gronden stopgezet.
wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 17, tweede lid van de Lma ontvangt de ambtenaar over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging.
3.2
Ingevolge artikel 50, van de Lma is de ambtenaar, indien hij door ziekte of anderszins verhinderd is zijn dienst te verrichten, verplicht daarvan, onder opgave van redenen, zo tijdig mogelijk mededeling te doen aan het hoofd van dienst of aan een door deze aangewezen ambtenaar, teneinde vertraging of hinder in de dienst zoveel doenlijk te voorkomen.
3.3
Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar verplicht zo nodig tijdelijk andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht.
Ingevolge het derde lid worden de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden de ambtenaar opgedragen door of namens de betrokken minister.
beoordeling
4. Het gerecht overweegt dat nu het bezwaar gericht is tegen de beschikking van 31 januari 2022 en tegen de feitelijke aanhouding van het salaris van februari 2022, zowel de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling, als de minister van Financiën en Cultuur als verweerder in deze zaak zijn aan te merken, zoals ook bij de partijvermelding tot uitdrukking is gekomen.
5. Met betrekking tot het ontvankelijkheidsverweer van verweerders geldt het volgende. Niet gebleken is dat het salaris van januari 2022 niet aan klager is uitbetaald. Het bezwaarschrift vermeldt dat verweerder in februari 2022 de bezoldiging van klager niet heeft uitbetaald en dat tegen dit nalaten om te handelen het bezwaar gericht is. Het op 1 maart 2022 ingediende bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking en de feitelijke aanhouding van het salaris van februari 2022 is daarom ontvankelijk.
bestreden beschikking
6.1
Ter beantwoording ligt allereerst de vraag voor of verweerder sub 1 mocht beslissen het salaris van klager met ingang van 20 januari 2022 aan te houden. Niet in geschil is dat verweerder sub 1 klager bij beschikkingen van 6, 12 en 18 januari 2022 opgedragen heeft om tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten. Vast staat dat klager geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen voornoemd beschikkingen. In de onderhavige procedure dient daarom uit te worden gegaan van de rechtmatigheid van voornoemde beschikkingen. Ten slotte staat vast dat klager geen gehoor heeft gegeven aan de dienstopdrachten.
6.2
In hetgeen klager heeft aangevoerd is geen grond te vinden voor het oordeel dat voor het niet voldoen aan de dienstopdrachten een rechtvaardiging bestaat. Anders dan klager meent dienen de dienstopdrachten los te worden gezien van het re-integratietraject waarbij aan klager een passende functie dient te worden geboden, nu deze dienstopdrachten zijn gestoeld op artikel 52 van de Lma, waarbij de minister in het kader van dienstbelang aan een ambtenaar tijdelijk andere werkzaamheden kan opdragen. In dit geval ging het om ter bestrijding van de coronapandemie aan ambtenaren tijdelijk opdragen van andere werkzaamheden. Naar het oordeel van het gerecht had klager geen rechtvaardiging voor het niet voldoen aan de rechtmatig gegeven dienstopdrachten.
6.3
Nu klager niet heeft voldaan aan de sommatie om zich te melden bij de MFA c.q. het Centro Deportivo Betico Croes teneinde zijn werkzaamheden aan te vangen, is er naar het oordeel van het gerecht sprake van een situatie waarbij klager opzettelijk en in strijd met zijn verplichtingen heeft nagelaten zijn dienst te verrichten. Hiertoe overweegt het gerecht dat klager zich weliswaar in het buitenland bevond ten tijde van de eerste dienstopdracht, echter heeft hij DRH niet bericht dat hij met vakantie gaat en wanneer hij terugkomt. Bovendien heeft klager, ook na zijn terugkeer in Aruba, nagelaten aan de dienstopdracht te voldoen. Klager was daartoe wel gehouden. Gelet hierop heeft verweerder kunnen beslissingen om de uitbetaling van de bezoldiging van klager met ingang van 20 januari 2022 te staken.
7. Ten tweede ligt ter beoordeling de vraag voor of verweerder aan klager voor de vierde keer een dienstopdracht heeft kunnen geven, thans om zich vóór 3 februari 2022 bij het DRH te melden teneinde administratieve werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het vaccinatieprogramma tot eind maart 2022. Het gerecht overweegt hierover als volgt.
7.1
Volgens vaste rechtspraak kan in het algemeen niet snel gezegd worden dat tijdelijk opgedragen werkzaamheden niet-passend zijn. Het gerecht neemt in aanmerking dat gelet op de uitzonderlijke situatie van de COVID-19-pandemie en de tijdelijke aard van de werkzaamheden (twee maanden), verweerder sub 1 zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de tijdelijke werkzaamheden in dit geval in het dienstbelang nodig zijn. Weliswaar gaat het niet om een diensthoofdenfunctie, maar de opgedragen administratieve werkzaamheden zijn niet zodanig van aard dat van klager niet kan worden gevergd dat hij deze gedurende een beperkte periode zal moeten uitvoeren. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen het tijdelijk karakter van de opgedragen werkzaamheden en de bijzondere omstandigheden in het kader van de bestrijding van de coronapandemie ten tijde dat de bestreden beschikking is gegeven.
feitelijke aanhouding
8. Zoals overwogen in 6.2 mocht verweerder sub 1 beslissen om met ingang van 20 januari 2022 de uitbetaling van het salaris van klager staken. Nu klager nimmer aan de dienstopdracht heeft voldaan, is de feitelijke aanhouding van het salaris van februari 2022 op goede gronden geschied.
9. De slotsom is gelet op dit alles dat het bezwaar ongegrond is.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J. Martijn, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 januari 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.