In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling om zijn salaris met ingang van 20 januari 2022 aan te houden. Klager was sinds 1 januari 2003 non-actief en werd opgedragen om tijdelijke administratieve werkzaamheden te verrichten in het kader van de vaccinatiecampagne. Klager heeft zich echter niet gemeld voor deze werkzaamheden en heeft bezwaar gemaakt tegen de aanhouding van zijn salaris. Het gerecht heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat klager niet heeft voldaan aan de dienstopdrachten die hem waren opgelegd. Het gerecht oordeelt dat de minister op goede gronden het salaris heeft stopgezet, aangezien klager opzettelijk zijn verplichtingen niet is nagekomen. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 23 januari 2023.