ECLI:NL:OGAACMB:2023:26

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
AUA202204148
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen overplaatsing van ambtenaar binnen de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 3 juli 2023 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit landsbesluit, dat op 11 oktober 2022 werd genomen, hield in dat klager met ingang van 1 maart 2018 werd overgeplaatst van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) naar het Bureau Guarda Nos Costa (BGNC) en dat hij werd ontheven uit zijn functie van ploegcommandant bij DGWA. Klager heeft op 23 november 2022 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat hij nooit had verzocht om overplaatsing en dat deze aan hem was opgelegd.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was, omdat hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bestreden landsbesluit op 4 november 2022 had ontvangen. De feiten van de zaak tonen aan dat klager sinds 1 maart 2018 feitelijk werkzaam is bij BGNC en dat hij geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen zijn feitelijke overplaatsing. Het gerecht heeft geoordeeld dat de Gouverneur op goede gronden heeft besloten tot de overplaatsing en dat het bestreden landsbesluit in stand kan blijven. Klager's bezwaar werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om tijdig bezwaar te maken en de gevolgen van feitelijke overplaatsingen zonder rechtsmiddelen. Klager heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, waarbij specifieke procedures en termijnen in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2023
Gaza nr. AUA202204148

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 11 oktober 2022 no. [nummer] (het bestreden landsbesluit), door klager ontvangen op 4 november 2022, heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 maart 2018 over te plaatsen van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) naar het Bureau Guarda Nos Costa (BGNC) en om klager te ontheffen uit de functie van ploegcommandant bij DGWA en aan te stellen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht bij BGNC.
Hiertegen heeft klager op 23 november 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 12 mei 2023 stukken ingediend.
Klager heeft op 15 mei 2023 nadere producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 22 mei 2023, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La, dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is genomen.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd het bestreden landsbesluit op 4 november 2022 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De feiten
2.1
Bij landsbesluit van 11 maart 1992 is klager met ingang van 1 maart 1992 als ambtenaar in vaste pensioengerechtigde dienst benoemd in de functie van gevangenbewaarder bij het Korrektie Instituut Aruba (schaal 3, dienstjaar 4). Klager is laatstelijk bij landsbesluit van 29 oktober 2013 met ingang van 1 mei 2011 bevorderd naar de rang van opzichter binnendienst (schaal 7, dienstjaar 9).
2.2
Klager was in de periode van 2013 tot aan het aantreden van Kabinet Wever-Croes I in november 2017, ter beschikking gesteld aan het toenmalige Bureau van de Minister van Justitie en Onderwijs.
2.3
Bij brief van 6 maart 2014 heeft de toenmalige minister van Justitie en Onderwijs mr. drs. A.L. Dowers, het volgende aan de voorzitter van het managementteam van het Korrektie Instituut Aruba (KIA) bericht:
“Middels dit schrijven verzoek ik uw welwillende medewerking voor het volgende. De heer [klager] is tot 1 oktober 2013 aan mijn bureau ter beschikking gesteld. In afwachting op zijn overplaatsing naar de sectie guarda nos costa afdeling vreemdelingentoezicht van het KPA, blijft de heer [klager] ter beschikking aan mijn bureau.”
2.4
Klager is met ingang van 1 maart 2018 aangevangen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht bij het BGNC.
2.5
Bij advies van het Departamento di Recurso Humano (DRH) van 5 juli 2022 is o.a. geadviseerd om de overplaatsing van klager met ingang van 1 maart 2018 van de DGWA naar het BGNC vast te leggen en klager met ingang van 1 maart 2018 te ontheffen uit de functie van ploegcommandant en te plaatsen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht.
2.6
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder conform het advies van het DRH besloten.
De standpunten van partijen
3.1
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd:
  • dat klager met ingang van 1 maart 2018 zijn werkzaamheden heeft aangevangen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht bij het BGNC;
  • dat de functie van medewerker vreemdelingentoezicht bij het BGNC maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 7;
  • dat er aanleiding bestaat om klager uit de functie van ploegcommandant te ontheffen en te plaatsen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht;
  • dat het wenselijk is om het bovenstaande bij landsbesluit vast te leggen.
Verweerder heeft ter zitting nog aangevoerd dat klager al 5 jaar bij BGNC werkt, ruim 10 jaar niet meer werkzaam is bij DGWA en dat in de tussentijd een ander persoon in de functie van klager bij het DGWA is benoemd.
3.2
Klager kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit en voert hiertoe - kort samengevat - aan dat hij nooit heeft verzocht om bij het BGNC te worden geplaatst, dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de overplaatsing en dat de overplaatsing aan hem is opgelegd. Klager wenst teruggeplaatst te worden in zijn functie bij DGWA, waar hij verder carrière kan maken.
De beoordeling
4. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om klager met ingang van 1 maart 2018 over te plaatsen van de DGWA naar het BGNC en hem te ontheffen uit de functie van ploegcommandant en aan te stellen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht.
5. In dit geval staat vast dat klager tot 2013 zijn functie als gevangenbewaarder bij de DGWA uitoefende, dat hij vanaf 2013 tot november 2017 ter beschikking was gesteld aan het toenmalige Bureau van de Minister van Justitie en Onderwijs en dat hij vanaf 1 maart 2018 feitelijk is aangevangen in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht bij het BGNC. Uit de brief van de toenmalige minister van Justitie en Onderwijs gericht aan de voorzitter van het managementteam van het KIA blijkt dat klager tijdens zijn ter beschikking stelling om overplaatsing heeft verzocht naar het BGNC. Klager heeft dit ter zitting ook beaamd. Verder staat vast dat klager geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen zijn feitelijke overplaatsing naar het BGNC ingaande 1 maart 2018. Met het bestreden landsbesluit heeft verweerder de feitelijke werksituatie van klager willen formaliseren. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat klager inmiddels 10 jaar weg is bij de DGWA, dat er intussen een ander persoon in de functie van klager bij het DGWA is benoemd en dat klager inmiddels ruim 5 jaar werkzaam is bij het BGNC. Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder daarom in redelijkheid tot het bestreden landsbesluit kunnen komen. Dat klager thans na het verstrijken van een groot aantal jaren - om hem moverende redenen - terugkomt op zijn oorspronkelijk verzoek om overplaatsing, maakt niet dat het bestreden landsbesluit niet in stand kan blijven.
6. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.