ECLI:NL:OGAACMB:2023:25

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
AUA202202186
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangsom ter uitvoering van eerdere uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (verzoekster) een verzoek ingediend op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de beslissing van verweerder, die op 5 mei 2021 de aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf had afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en beroep ingesteld, wat leidde tot een eerdere uitspraak van het gerecht op 14 maart 2022, waarin de afwijzing werd vernietigd en verweerder werd opgedragen binnen drie maanden een reële beslissing te nemen.

Op 23 juni 2022 heeft verzoekster het verzoek ex artikel 53 ingediend, waarin zij verweerder verzocht om een dwangsom op te leggen voor het niet naleven van de eerdere uitspraak. Verweerder heeft echter op 2 augustus 2022 een vergunning tot tijdelijk verblijf afgegeven, waarmee hij aan de eerdere uitspraak heeft voldaan. Tijdens de zitting op 22 februari 2023 zijn beide partijen niet verschenen, ondanks behoorlijke oproeping.

Het gerecht overweegt dat, aangezien verweerder inmiddels aan de uitspraak van 14 maart 2022 heeft voldaan, verzoekster geen belang meer heeft bij de onderhavige procedure. Het verzoek wordt afgewezen, maar het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekster, die zijn begroot op Afl. 175,-. De rechter, mr. N.K. Engelbrecht, heeft de beslissing op 15 maart 2023 uitgesproken, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

Uitspraak van 15 maart 2023
Lar nr. AUA202202186

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoekster],

wonende in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa,
gericht tegen:

de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. G.M.N. Maduro (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 5 mei 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om een vergunning tot tijdelijk verblijf, afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Tegen de fictief afwijzende beslissing op bezwaar heeft verzoekster beroep ingesteld.
Bij uitspraak van dit gerecht van 14 maart 2022 (Lar nr. AUA202103310) heeft het gerecht de fictief afwijzende beslissing op het bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekster.
Op 23 juni 2022 heeft verzoekster onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar bij het gerecht ingediend.
Aan het op 4 augustus 2022 ingediende verweerschrift heeft verweerder een kopie gevoegd van de op 2 augustus 2022 aan verzoekster afgegeven vergunning tot tijdelijk verblijf.
Verzoekster is vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de voortzetting van behandeling van de zaak. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt. Hierna is de zaak ter zitting van 22 februari 2023 behandeld, waarbij partijen, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2. Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 14 maart 2022, alsmede tot het veroordelen van verweerder in de kosten.
3. Nu verweerder inmiddels op 2 augustus 2022 aan verzoekster een vergunning tot tijdelijk verblijf met geldigheidsduur van 3 maart 2021 tot 16 februari 2022 heeft verleend, en hiermee aan de uitspraak van het gerecht van 14 maart 2022 heeft voldaan, heeft verzoekster geen belang meer bij de onderhavige procedure. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
4. Het gerecht ziet wel aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Verweerder heeft immers pas beslist nadat verzoekster (terecht) het onderhavige verzoek bij het gerecht heeft ingediend. Het gerecht zal verweerder daarom veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met het onderhavige verzoek heeft moeten maken, en die begroot worden op een bedrag van Afl. 175,-.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 175,-.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag, 15 maart 2023, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.