ECLI:NL:OGAACMB:2023:2

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
AUA202203136
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (Lma) inzake schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft klager, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek door verweerder. Klager had op 3 juli 2017 verzocht om bevordering naar de rang van adjunct-commies, maar dit verzoek werd op 20 juli 2018 afgewezen. Klager maakte bezwaar, en het Gerecht verklaarde dit bezwaar op 3 februari 2020 gegrond, waarbij verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen. Echter, op 19 februari 2021 werd het bevorderingsverzoek opnieuw afgewezen, wat leidde tot een tweede bezwaar van klager. Dit bezwaar werd op 11 mei 2022 wederom gegrond verklaard, met dezelfde opdracht aan verweerder. Klager diende op 9 september 2022 een bezwaarschrift in op basis van artikel 96 van de Lma, waarin hij schadevergoeding vroeg wegens overschrijding van de redelijke termijn. Op 18 november 2022 werd het bevorderingsverzoek uiteindelijk toegewezen, maar klager vroeg alsnog om schadevergoeding voor de overschrijding van de termijn. Het Gerecht oordeelde dat, hoewel het bezwaar ongegrond was, de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan verweerder kon worden toegerekend. De totale behandeling had vier jaar en twee maanden geduurd, terwijl een redelijke termijn van twee jaar werd vastgesteld. Het Gerecht kende klager een schadevergoeding van Afl. 2.500,- toe, te betalen door verweerder.

Uitspraak

Uitspraak van 23 januari 2023
Gaza nr. AUA202203136

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
procederende in persoon
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 3 juli 2017 heeft klager verweerder verzocht om hem met ingang van 1 september 2017 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies, schaal 6 (het bevorderingsverzoek).
Bij Landsbesluit van 20 juli 2018 heeft verweerder het bevorderingsverzoek afgewezen.
Daartegen heeft klager op 18 september 2018 bij het Gerecht bezwaar gemaakt.
Het Gerecht heeft bij uitspraak van 3 februari 2020 het bezwaar gegrond verklaard en het Landsbesluit van 20 juli 2018 vernietigd. Ook heeft het Gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beslissing diende te nemen op het bevorderingsverzoek.
Bij Landsbesluit van 19 februari 2021 heeft verweerder het bevorderingsverzoek weer afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 22 maart 2021 bezwaar gemaakt bij het Gerecht.
Bij uitspraak van 11 mei 2022 heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard en het Landsbesluit van 19 februari 2021 vernietigd. Ook heeft het Gerecht bepaald dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van die uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beslissing diende te nemen op het bevorderingsverzoek.
Klager heeft op 9 september 2022 een bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (Lma) ingediend bij het Gerecht en daarbij verzocht om schadevergoeding aan hem toe te kennen (wegens materiële en immateriële schade en wegens overschrijding van de redelijke termijn) en daarbij te bepalen dat verweerder gehouden blijft om op het bevorderingsverzoek te beslissen.
Bij Landsbesluit van 18 november 2022 dat op 28 november 2022 aan klager is uitgereikt, heeft verweerder het bevorderingsverzoek van klager toegewezen.
Klager heeft het Gerecht bij brief van 2 december 2022 verzocht om schadevergoeding aan hem toe te kennen in verband met overschrijding van de redelijke termijn (het schadevergoedingsverzoek).

OVERWEGINGEN

1. Nu verweerder bij Landsbesluit van 18 november 2022 op het bevorderingsverzoek heeft beslist, bestaat, zoals klager in de “akte-uitlating” van 2 december 2022 heeft vermeld, geen belang meer bij beoordeling van zijn bezwaar ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (Lma). Het bezwaar is dan ook ongegrond.
2. Klager heeft het Gerecht echter ook verzocht om schadevergoeding aan hem toe te kennen vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Naar het Gerecht begrijpt, stelt klager zich op het standpunt dat de redelijke termijn is overschreden omdat hij al op 18 september 2018 tegen de eerste afwijzing van het bevorderingsverzoek bezwaar heeft ingesteld en hij pas op 28 november 2022 het Landsbesluit van 18 november 2022, de toewijzing van zijn verzoek, heeft mogen ontvangen. Ten aanzien van dit verzoek oordeelt het Gerecht als volgt.
3. De vraag of de redelijke termijn is overschreden moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van de betrokkene gedurende de hele procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van de betrokkene, zoals ook uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens naar voren komt.
4. Het Gerecht ziet aanleiding om in dit geval jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, zie ECLI:NL:CRVB:2009:BI8665, met name rechtsoverweging 5.4.6, toe te passen. In dit geval, waarin de vernietiging van een besluit van verweerder door het Gerecht tot een hernieuwde behandeling van het verzoek en een herhaalde behandeling door het Gerecht van het uit de hernieuwde behandeling voortvloeiende besluit leidt, concludeert het Gerecht dat uitgegaan dient te worden van een redelijke termijn van twee jaar.
5. In deze zaak heeft de behandeling totaal vier jaar en twee maanden geduurd. Op grond van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep,ECLI:NL:CRVB:2009:BI2044, wordt in zaken zoals deze (tweemaal behandeling door het Gerecht) de overschrijding in beginsel volledig aan het bestuursorgaan toegerekend. Zowel het bezwaar van klager van 18 september 2018 als dat van 22 maart 2021 heeft het Gerecht steeds binnen twee jaar na indiening van het bezwaarschrift afgehandeld. De overschrijding moet dus geheel aan verweerder worden toegerekend. Deze wordt berekend op Afl. 2.500,- (5 halve jaren à Afl. 500,- per half jaar).Het Gerecht zal verweerder veroordelen tot betaling hiervan aan klager.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond;
- bepaalt dat verweerder Afl. 2.500,- aan schadevergoeding aan klager dient te betalen.
Aldus gegeven door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2023, in tegenwoordigheid van P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.