ECLI:NL:OGAACMB:2023:17

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AUA202200442
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in het bestuursrecht en ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) met terugwerkende kracht naar 1 januari 2014. Klaagster, werkzaam bij de Directie Volksgezondheid, had eerder verzoeken ingediend voor bevordering, maar deze waren door verweerder afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat klaagster nooit formeel was geplaatst in de functie van inspectiemedewerker bij de Inspectie Gezondheidszorg, die per 1 januari 2017 was opgeheven. Verweerder stelde dat de functie van inspectiemedewerker bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken niet was gewaardeerd op schaal 10, maar op maximaal schaal 9, wat een vereiste is voor bevordering.

Tijdens de zitting op 13 februari 2023 was klaagster niet aanwezig, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het Gerecht heeft overwogen dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek voldoende was onderbouwd door verweerder, die had aangetoond dat de Inspectie Gezondheidszorg niet had gefunctioneerd en dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor de functie van inspectiemedewerker. Klaagster had geen bewijs geleverd dat haar werkervaring de vereiste diploma's kon vervangen. Het Gerecht concludeerde dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek terecht was, omdat de functie niet op het vereiste niveau was gewaardeerd.

De uitspraak van het Gerecht verklaarde het beroep van klaagster ongegrond, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken. De termijn voor het indienen van hoger beroep is dertig dagen na de uitspraak of na ontvangst van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 27 februari
Gaza nr. AUA202200442

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 15 december 2021 (de bestreden beschikking), door klaagster ontvangen op 12 januari 2022, heeft verweerder het verzoek van klaagster om haar met ingang van 1 januari 2014 naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) te bevorderen, afgewezen.
Hiertegen heeft klaagster op 11 februari 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 14 juli 2022 een contramemorie met producties ingediend en een aanvullende productie op 12 september 2022.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2023 om 14.30 uur, samen met de zaak die geregistreerd is onder nummer AUA202203290. Op de ochtend van de zitting heeft gemachtigde van klaagster een uitstelverzoek ingediend. De gemachtigde van klaagster is de nacht ervoor ziek geworden. Het gerecht heeft het verzoek om uitstel afgewezen. Deze zaak stond aanvankelijk op zitting gepland op 26 september 2022. De behandeling ter zitting is destijds aangehouden, omdat gemachtigde van klaagster (ook) kort voor de zitting om uitstel vroeg wegens medische redenen. Gelet op de indieningsdatum van de bezwaarschriften, het feit dat deze zaak al eerder is aangehouden, het belang van voortgang in de behandeling van deze en andere rechtszaken en het voorkomen van verlies van kostbare zittingscapaciteit en de mogelijkheid voor gemachtigde om een vervanger te sturen, heeft het gerecht het aanhoudingsverzoek afgewezen. Bij email van 13 februari 2023 van 11:13 uur is gemachtigde van klaagster daarover door het gerecht geïnformeerd.
Klaagster en haar gemachtigde zijn ter zitting niet verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Van welke feiten gaat het Gerecht uit?
1.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij de Directie Volksgezondheid. Zij heeft een aantal jaar als inspectiemedewerker bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken gewerkt.
1.2
Bij landsbesluit van 7 mei 2010, gewijzigd bij landsbesluit van 22 augustus 2011, is klaagster met ingang van 1 september 2005 bevorderd naar de rang van commies (schaal 8, dienstjaar 1) en met ingang van 1 september 2007 bevorderd naar de rang van commies 1ste klasse (schaal 9, dienstjaar 1).
1.3
Bij landsbesluit van 1 december 2010 is de Inspectie Gezondheidszorg met ingang van 1 december 2010 ingesteld. Bij instellingsbesluit van 1 december 2010 is het formatierapport met de functiewaardering van de Inspectie Gezondheidszorg per 1 december 2010 ingegaan. In dit instellingsbesluit staat - voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
FNO
FUNCTIENAAM
FTE
OPL.NIV.
MAX
SCHAAL
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
Sectie inspectieaangelegenheden Gezondheidszorg
4.
Inspectiemedewerker Gezondheidszorg
3
HBO **
10
(…)
** BAP/BOA Diploma Buitengewoon Agent van Politie of Diploma Bijzonder Opsporingsambtenaar, aangewezen als toezichthoudend ambtenaar.”
1.4
Bij landsbesluit van 21 november 2016 is de Inspectie voor Volksgezondheid Aruba met ingang van 1 januari 2017 ingesteld. Bij diezelfde landsbesluit werd de Inspectie Gezondheidszorg met ingang van 1 januari 2017 opgeheven.
1.5
Bij brieven van 23 januari 2017, 12 juli 2018 en 2 februari 2021 heeft klaagster verzocht om haar met ingang van 1 januari 2014 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10).
1.6
Bij brief van 5 november 2018 geeft mevrouw [persoon x] namens het management team van de Directie Volksgezondheid een advies aan verweerder over het verzoek van klaagster. In die brief schrijft zij dat klaagster in de periode 1 november 2012 tot 1 januari 2017 gewerkt heeft als inspectiemedewerker bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken. Zij schrijft verder dat door de komst van de Inspectie voor Volksgezondheid Aruba per 1 januari 2017 de afdeling Juridische zaken en Inspectietaken is opgeheven. De functie van inspectiemedewerker bij de Directie Volksgezondheid was maximaal gewaardeerd op schaal 10. De periode van bevordering betreft de periode die betrokkene werkzaam was bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken. Het advies van mevrouw [persoon x] is om DRH de bevordering te laten toetsen met betrekking tot functieniveau en plaats van de functie binnen de organisatie.
1.7
Bij advies van 25 maart 2019, welk advies bij schrijven van 5 november 2021 wederom aan verweerder is aangeboden, heeft DRH geadviseerd om het bevorderingsverzoek van klaagster af te wijzen. In dat advies staat onder andere dat klaagster verwijst naar een formatieoverzicht van de Inspectie Gezondheidszorg waarin wordt vermeld dat de functie van inspectiemedewerker maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 10. In dit advies staat verder onder andere het volgende:
“(…)
Bevorderingseisen
Beoordeling : akkoord;
Functieniveau : niet akkoord, de functie van inspectiemedewerker is
maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 9;
Opleiding : akkoord;
Dienstanciënniteit : akkoord;
Interne verhoudingen : akkoord.
(…)
Geadviseerd wordt om betrokkene niet te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10), daar betrokkene het maximum van de functie heeft bereikt.”
1.8
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder, conform het advies van het DRH, het bevorderingsverzoek van klaagster afgewezen.
Wat is de reden dat verweerder het verzoek heeft afgewezen?
2.1
Verweerder heeft aan de afwijzing van het verzoek in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat klaagster nooit formeel is geplaatst in de functie van inspectiemedewerker bij de Inspectie Gezondheidszorg. De Inspectie Gezondheidszorg heeft ook nooit gefunctioneerd. Weliswaar was die Inspectie per 1 december 2010 ingesteld met in het formatierapport vermeld de functie van inspectiemedewerker (schaal 10), maar die inspectie is per 1 januari 2017 ook weer opgeheven met de komst van de Inspectie voor Volksgezondheid Aruba. Overigens heeft klaagster ook niet de vereiste diploma’s voor die functie van inspectiemedewerker als bedoeld in dat formatierapport.
2.2
Verweerder heeft verder aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat de functie van inspectiemedewerker bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken van de Directie Volksgezondheid niet is gewaardeerd op schaal 10, maar op maximaal schaal 9. Bevordering van klaagster naar schaal 10 kan dus niet, omdat een van de vereisten voor bevordering is dat het functieniveau en de plaats van de functie bevordering toestaat. En dat is niet het geval.
Wat voert klaagster aan tegen de beschikking en wat vindt het Gerecht daarvan?
3. Klaagster voert aan dat het formatierapport van de Inspectie Gezondheidszorg wel is gebruikt. Zij stelt verder dat drie (voormalige) meerderen zich positief hebben uitgelaten over klaagster en haar bevorderingsverzoek steunen. En dat zij niet beschikt over een BOA-opleiding staat volgens klaagster niet aan haar bevordering in de weg. Zij voert immers de werkzaamheden van inspectiemedewerker de facto al jarenlang naar volle tevredenheid uit.
4. Het bezwaar van klaagster slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
4.1
Verweerder heeft met de door hem overgelegde stukken voldoende gemotiveerd dat de Inspectie Gezondheidszorg feitelijk niet heeft gefunctioneerd en dat klaagster nooit is geplaatst in de functie van inspectiemedewerker als bedoeld in het formatierapport van de Inspectie Gezondheidszorg. De stelling van klaagster dat het formatierapport door verweerder wel is gebruikt, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Klaagster heeft die stelling niet onderbouwd. Over de vraag of klaagster voldoende werkervaring heeft om de vereiste diploma’s voor de functie van inspectiemedewerker bij de Inspectie Gezondheidszorg te vervangen, laat het Gerecht zich niet uit. Ook als het Gerecht die vraag bevestigend zou beantwoorden, blijft staan dat de Inspectiegezondheidszorg niet heeft gefunctioneerd en dat klaagster nooit in de functie van inspectiemedewerker is geplaatst.
4.2
En ook als het Gerecht uitgaat van wat klaagster schrijft over haar functioneren, leidt dat niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft met overgelegde stukken onderbouwd dat de functie die klaagster bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken vervulde gewaardeerd is op schaal 9. Dat mevrouw [persoon x] in haar brief van 5 november 2018 schrijft dat het gaat om een schaal 10-functie berust volgens verweerder op een vergissing. Zij heeft de beide functies van inspectiemedewerker bij de Inspectie Gezondheidszorg en bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken van de Directie Volksgezondheid door elkaar gehaald. Klaagster heeft dit niet weersproken. Klaagster heeft verder geen gronden gericht tegen de door verweerder overgelegde waardering van de functie bij de afdeling Juridische Zaken en Inspectietaken in schaal 9. Bevordering kan alleen als het functieniveau en de plaats van de functie binnen de organisatie dat toelaat. Een bevordering van klaagster naar schaal 10 kan dus vanwege de waardering van de functie in schaal 9 niet, ook al zou klaagster goed functioneren.
5. Het bezwaar van klaagster is ongegrond.
6. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.