ECLI:NL:OGAACMB:2023:16

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AUA202202516
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in het ambtenarenrecht van Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een afwijzing van haar bevorderingsverzoek. Klaagster, werkzaam als maatschappelijk werker, had verzocht om bevordering naar de rang van hoofdmaatschappelijk werker (schaal 9) en hoofdcommies (schaal 10) met terugwerkende kracht. De bestreden beschikking van 25 maart 2021 wees dit verzoek af, met als argument dat klaagster niet eerder dan 1 februari 2017 en 1 februari 2019 in aanmerking kon komen voor bevordering, vanwege een beleidsregel die stelt dat bevorderingsverzoeken niet meer dan drie jaar mogen terugwerken en haar arbeidsongeschiktheid gedurende de beoordelingsperiode. Klaagster maakte bezwaar en stelde dat zij aan alle vereisten voldeed voor bevordering en dat haar arbeidsongeschiktheid niet in de weg stond voor een positieve beoordeling.

Het gerecht heeft de zaak behandeld op 16 januari 2023, waarbij klaagster niet aanwezig was. De rechter oordeelde dat de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek leed, omdat verweerder niet had rekening gehouden met klaagsters eerdere verzoek om her-inschaling en bevordering van 27 september 2016. Het gerecht concludeerde dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek niet op goede gronden was gebaseerd en dat de bestreden beschikking vernietigd moest worden. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek van klaagster.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij beslissingen over ambtenarenrecht en de noodzaak om eerdere verzoeken in overweging te nemen. De rechter heeft de proceskosten aan verweerder opgelegd en beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 27 februari 2023
Gaza nr. AUA202102516

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 25 maart 2021 (bestreden beschikking) heeft verweerder afwijzend beslist op het voorstel van het hoofd van het Bureau Orthopedagogisch Centrum (OC) om klaagster met ingang van 1 oktober 2014 te bevorderen naar de rang van hoofdmaatschappelijk werker (schaal 9) en met ingang van 1 oktober 2016 naar de rang van hoofdcommies (schaal 10).
Hiertegen heeft klaagster op 21 april 2022 bezwaar gemaakt bij de Minister van Justitie en Sociale Zaken. Departamento di Recurso Humano (DRH) heeft het bezwaarschrift doorgezonden aan dit gerecht.
Verweerder heeft op 17 februari 2022 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 16 januari 2023. Aldaar is verschenen verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd. Klager is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
De feiten
1.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij het OC in de functie van maatschappelijk werker.
1.2
Bij landsbesluit van 20 december 2013 heeft verweerder besloten om klaagster te benoemen in de rang van maatschappelijk werker (schaal 7), in de functie van groepsopvoeder, en haar met ingang van 1 oktober 2012 te bevorderen naar de rang van maatschappelijk werker 1ste klasse (schaal 8).
1.3
Bij brief van 27 september 2016 verzoekt klaagster om haar te benoemen in de functie van maatschappelijk werker met de daarbij behorende her-inschaling.
1.4
Bij landsbesluit van 1 november 2018 heeft verweerder besloten om klaagster te ontheffen uit de functie van groepsopvoeder en haar met ingang van 10 juli 2012 te plaatsen in de functie van maatschappelijk werker. De functie van maatschappelijk werker is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 10.
1.5
Bij brief van 19 september 2019 heeft het hoofd van het OC voorgesteld om klaagster met ingang van 1 oktober 2014 te bevorderen naar de rang van hoofdmaatschappelijk werker (schaal 9) en haar met ingang van 1 oktober 2016 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10).
1.6
Bij bestreden beschikking van 25 maart 2021 heeft verweerder klaagster te kennen gegeven dat het bevorderingsvoorstel niet voor inwilliging vatbaar is.
Standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat klaagster niet eerder dan met ingang van 1 februari 2017 naar de rang van hoofdmaatschappelijk werker (schaal 9) en niet eerder dan met ingang van 1 februari 2019 naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) kan worden bevorderd. Verweerder stelt zich hierbij op het standpunt dat bevorderingsverzoeken niet meer dan drie jaar mogen terugwerken, terwijl het bevorderingsvoorstel van het hoofd van het OC pas op 19 september 2019 is geregistreerd. Voorts was klaagster gedurende de beoordelingsperiode van 1 oktober 2014 tot 1 oktober 2016 130 dagen arbeidsongeschikt, waardoor er over deze periode geen oordeel kan worden gegeven omtrent haar functioneren. Conform geldend beleid wordt de ingangsdatum van klaagsters bevordering dan ook met vier maanden verschoven, aldus verweerder.
2.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van haar bevordering, en stelt zich hierbij – kort samengevat – op het standpunt dat zij haar werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd, dat zij reeds op 1 september 2017 een bevorderingsverzoek heeft ingediend, en dat zij gedurende de periode van 22 september 2014 tot 4 januari 2015 alleen voor 50% arbeidsongeschikt is geweest. Klaagster betoogt – zo begrijpt het gerecht – dat zij aan alle vereisten voldoet om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering naar schaal 9 met ingang van 1 oktober 2014 en naar schaal 10 met ingang van 1 oktober 2016.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA) dient de betrokkene, om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de in het eerste lid voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking
geschikt en bekwaamte worden geacht.
3.3
Als eis voor een bevordering van een ambtenaar naar de rang van hoofdmaatschappelijk werker (schaal 9) geldt, zoals volgt uit het in bijlage B opgenomen rangenstelsel, dat de betrokkene bevordering op grond van de door de betrokkene ten minste twee jaar dienst in de rang van maatschappelijk werker 1ste klasse moet hebben volbracht (
het anciënniteitsvereiste).
3.4
Als eis voor een bevordering van een ambtenaar naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) geldt, zoals volgt uit het in bijlage B opgenomen rangenstelsel, dat de betrokkene reeds ten minste twee jaar dienst in de rang van adjunct-commies 1ste klasse moet hebben volbracht (
het anciënniteitsvereiste).
3.5
Ingevolge artikel 31, eerste lid van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) heeft de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn dienst uit te oefenen, tot herstel van zijn gezondheid aanspraak op vrijstelling van dienst wegens ziekte.
De beoordeling
4. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om klaagster niet met ingang van 1 oktober 2014 voor bevordering naar schaal 9 en niet met ingang van 1 oktober 2016 voor een bevordering naar schaal 10 in aanmerking te laten komen. Het gerecht overweegt hiertoe als volgt.
5. Zoals hiervoor is overwogen, heeft verweerder zich bij de bestreden beslissing op het standpunt gesteld dat bevorderingen volgens bestendig beleid niet meer dan drie jaren mogen terugwerken gerekend vanaf de datum van de officiële registratie van het verzoek daartoe. Uit de stukken en het verhandelende ter zitting is echter gebleken dat verweerder bij zijn beslissing enkel is uitgegaan van het bevorderingsvoorstel van 19 september 2019, zonder daarbij rekening te houden met het feit dat klaagster reeds bij brief van 27 september 2016 (zie 1.3) om her-inschaling dan wel bevordering heeft verzocht. Nu klaagster reeds bij brief van 27 september 2016 heeft verzocht om haar in de functie van maatschappelijk werker te benoemen met de daarbij behorende her-inschaling, is het gerecht van oordeel dat verweerder bij de beslissing inzake de bevordering van klaagster van dit verzoek dient uit te gaan. Verweerder heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat klaagster gelet op voormeld bestendig beleid niet eerder dan met ingang van 1 oktober 2016 kan worden bevorderd.
6.1
Met betrekking tot de gestelde vaste gedragslijn inzake de verschuiving van de bevorderingsdatum bij arbeidsongeschiktheid overweegt het gerecht als volgt.
6.2
In dit geval staat vast dat klaagster vanaf 1 oktober 2012 de rang van maatschappelijk werker 1ste klasse (schaal 8) bekleedt. Verweerder heeft besloten om de bevorderingsdatum naar schaal 9 met vier maanden verschoven naar 1 februari 2017 en de bevorderingsdatum naar schaal 10 verschoven naar 1 februari 2019, omdat klaagster in de periode van 1 oktober 2014 tot 1 oktober 2016 in totaal (110+20=) 130 dagen arbeidsongeschikt is geweest. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de vastlegging van de gedragslijn, die als doel heeft het terugdringen van het bestaande hoge ziekteverzuim bij overheidspersoneel, nog niet is afgerond. Van een vastgestelde, voldoende kenbare gedragslijn waarop verweerder zich op zou kunnen beroepen, is dus (nog) geen sprake.
6.3
Dit laat onverlet dat verweerder – zo begrijpt het gerecht de bestreden beschikking – daarnaast ook uitleg heeft gegeven aan de bevorderingseisen van de Bra. De door verweerder gegeven uitleg dat klaagster voor de verzochte bevordering een goede beoordeling moet hebben en twee jaren in (actieve) dienst moet hebben doorgebracht in de rang van hoofdklerk, is op zichzelf een redelijke uitleg. Beoordeeld moet worden of verweerder zich in dit geval redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat klaagsters inactiviteit vanwege haar arbeidsongeschiktheid eraan in de weg staat dat zij per 1 oktober 2016 wordt bevorderd. Vaststaat dat het diensthoofd van klaagster, ondanks haar arbeidsongeschiktheid, het functioneren van klaagster over de relevante beoordelingsperiode positief heeft beoordeeld. Gelet hierop is zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk waarom klaagster moet worden geacht op die datum nog niet over een gunstige beoordeling te beschikken. Ook het standpunt van verweerder dat klaagster wegens die inactiviteit geacht moet worden niet te hebben voldaan aan de eis van vier jaren (actieve) diensttijd, deelt het gerecht niet. Klaagster had gedurende de hiervoor vermelde 130 dagen (voor 50%) vrijstelling van dienst wegens ziekte. Noch uit de Lma, noch uit de Bra, noch uit de Lvvda vloeit voort dat de tijd waarover een ambtenaar vrijstelling van dienst heeft wegens ziekte niet meetelt voor de voor bevordering vereiste diensttijd (hetgeen overigens evenmin het geval is bij verleend vakantieverlof).
7. Dit leidt het gerecht tot de conclusie dat de bestreden beschikking aan een motiveringsgebrek lijdt. De beschikking kan daarom niet in stand blijven. Het bezwaar is gegrond en de bestreden beschikking zal worden vernietigd.
8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • vernietigt de bestreden beschikking van 25 maart 2021;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen hierin is overwogen, een nieuwe beslissing dient te nemen op het verzoek om klaagster van 27 september 2016 inzake de bevordering naar rang van hoofdmaatschappelijk werker (schaal 9) en naar de rang van hoofdcommies (schaal 10).
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.