ECLI:NL:OGAACMB:2023:14

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
AUA202201726 en AUA202201727
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelage in verband met de terbeschikkingstelling van twee ambtenaren - beroep op het vertrouwensbeginsel

In deze zaak hebben twee ambtenaren, werkzaam bij de Gele Koorts Muskieten Bestrijding (GKMB), bezwaar gemaakt tegen ministeriële beschikkingen die hen een toelage van 25% tijdens hun terbeschikkingstelling aan het Bureau City Inspector (BCI) hebben ontzegd. De klagers stelden dat hen door het hoofd van het BCI was toegezegd dat zij deze toelage zouden ontvangen, en dat de weigering om deze toe te kennen in strijd was met het vertrouwensbeginsel. De zaak werd behandeld op 21 november 2022, waarbij de klagers in persoon verschenen en de verweerders vertegenwoordigd werden door hun gemachtigde, mr. Y.F.M. Kaarsbaan.

Het gerecht heeft de standpunten van beide partijen gehoord. Klagers voerden aan dat zonder de toezegging van de toelage zij niet hadden ingestemd met de terbeschikkingstelling. Verweerders ontkenden de toezegging en stelden dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen. Het gerecht heeft vervolgens de juridische kwalificatie van de uitlatingen beoordeeld en geconcludeerd dat de toezegging aan de klagers kon worden toegerekend aan de verweerders, aangezien de ministerraad had ingestemd met de terbeschikkingstelling onder de voorwaarde van de 25%-toelage.

Uiteindelijk oordeelde het gerecht dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde en dat de klagers recht hadden op de toegezegde toelage over de maanden januari en februari 2022. De ministeriële beschikkingen werden vernietigd en verweerders werden verplicht om de toelage uiterlijk bij de uitbetaling van de bezoldiging van april 2023 aan klagers uit te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 6 maart 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2023
Gaza nr. AUA202201726 en AUA202201727

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de onderscheiden bezwaarschriften in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klagers],

beiden wonende in Aruba,
KLAGERS,
procederend in persoon,
tegen:
1.DE MINISTER VAN TRANSPORT, INTEGRITEIT, NATUUR EN OUDERENZAKEN,
2.DE MINISTER VAN TOERISME EN VOLKSGEZONDHEID,
zetelend te Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij onderscheiden ministeriële beschikkingen van 13 april 2022 (hierna: de bestreden beschikking) van verweerders, door klagers ontvangen op 17 mei 2022, is vastgesteld dat klagers gedurende de periode van 3 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 ter beschikking waren gesteld van het Bureau City Inspector (BCI).
Hiertegen hebben klagers op 7 juni 2022 ieder voor zich bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerders hebben op 4 november 2022 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 21 november 2022. Klagers zijn in persoon verschenen, en verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klagers kunnen zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en hebben zich daarbij – naar het gerecht begrijpt – op het standpunt gesteld, dat de weigering om hen gedurende de terbeschikkingstelling aan het BCI een toelage ex artikel 25 van de Lma toe te kennen, in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Daartoe hebben zij aangevoerd, dat hen was toegezegd door het hoofd van het BCI dat zij gedurende hun terbeschikkingstelling aan het BCI een toelage ex artikel 25 van de Lma van 25% van zijn maandelijkse bezoldiging (hierna: de 25%-toelage) zouden ontvangen. Zonder deze toelage zouden zij immers financieel achteruit gaan, nu zij bij het BCI de gevarenpremie die zij bij hun dienst, de Gele Koorts Muskieten Bestrijding (GKMB), ontvangen, niet zouden krijgen. Zij hadden zonder die toezegging niet ingestemd met een terbeschikkingstelling, aldus klagers.
1.2
Verweerders hebben -samengevat en zakelijk weergegeven - gesteld, dat zij klagers nimmer hebben toegezegd dat zij gedurende de terbeschikkingstelling een 25%-toelage zouden ontvangen, en dat de brief waarnaar klager verwijst, afkomstig is van het hoofd van het BCI. Het beroep op het vertrouwensbeginsel kan dan ook niet slagen, aldus verweerders.
Het geschil
2. Ter beantwoording ligt voor de vraag of verweerders in redelijkheid hebben mogen weigeren aan klagers de 25%-toelage toe te kennen gedurende hun terbeschikkingstelling aan het BCI. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal het gerecht eerst moeten beoordelen of het beroep van klagers op het vertrouwensbeginsel slaagt. Het gerecht is van oordeel dat het beroep slaagt en overweegt daartoe als volgt.
De feiten
3.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij de GKMB in de functie van groepsleider.
3.2
Bij schrijven van 1 december 2021 heeft het hoofd van het BCI de minister van Toerisme en Volksgezondheid verzocht, om klager met ingang van 1 januari 2022 voor een periode van één jaar ter beschikking te stellen van het BCI. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“ (…) Zoals u weet is BCI inmiddels ook belast met het toezicht op de Hondenverordening. Binnen uw dienst GKMB zijn er 7 medewerkers die een cursus hebben afgerond voor het omgaan met en vangen van honden in het kader van de Dog Control Unit. Deze medewerkers zijn (…) [klager 1] (…) [klager 2] (…). Het is de bedoeling dat indien acties worden gepland waarbij het nodig is om met een grote groep mensen honden die zich op de openbare weg bevinden te vangen, BCI een beroep kan doen om deze groep te kunnen uitlenen hiervoor gedurende hun reguliere diensturen en in uitzonderingsgevallen buiten hun reguliere uren waarvoor deze medewerkers deze gemaakte uren als timeback kunnen terugkrijgen.
(…)
Gaarne uw medewerking om de twee door mij gekozen heren, [klager 1] en [klager 2] te BCI ter beschikking te stellen voor een periode van een kalenderjaar beginnende 1 januari 2022 (…). De terbeschikkingstoelage voor 2022 komt via het ministerie van Natuur voor rekening van BCI. (…)”
3.3
Uit het uittreksel van de besluitenlijst van de vergadering van de ministerraad van 17 december 2021 volgt, dat de minsterraad heeft ingestemd met het verzoek van het hoofd BCI om klagers met ingang van 1 januari 2022 voor de duur van één jaar ter beschikking te stellen van het BCI, onder toekenning van de 25% toelage of toekenning van time-back indien buiten reguliere uren wordt gewerkt. Onderaan de pagina staat – voor zover hier van belang – het volgende:
"(...) De door de Ministerraad genomen beslissingen kunnen na evaluatie, indien nodig, worden gewijzigd. Aan het besluit/de besluiten, opgenomen in deze lijst kunnen door derden geen rechten worden ontleend. (…)”
3.4
Klagers zijn op 3 januari 2022 met hun werkzaamheden bij het BCI begonnen.
3.5
Bij brief van 3 januari 2022 heeft het hoofd van de BCI de minister van Transport, Integriteit, Natuur en Ouderenzaken, verzocht om de “25%-terbeschikkingstoelage” voor klagers via zijn ministerie voor rekening van BCI te laten komen.
3.6
Uit het uittreksel van de besluitenlijst van de vergadering van de ministerraad van 18 februari 2022 volgt, dat de ministerraad haar eerdere beslissing van 17 december 2021 heeft aangepast in die zin dat met ingang van 1 maart 2022 de 25% toelage wordt ingetrokken, en time-back wordt toegekend indien in uitzonderingsgevallen buiten reguliere werkuren wordt gewerkt.
3.6
Bij brief van 24 februari 2022 hebben klagers de minister van Transport, Integriteit, Natuur en Ouderenzaken bericht dat zij vanaf 1 maart 2022 teruggaan naar hun dienst, de GKMB, omdat zij van hem te horen hebben gekregen dat hen de 25%-toelage niet meer zal worden toegekend. Tevens hebben zij verzocht om uitbetaling van de toelage over de maanden januari en februari 2022.
3.7
Klagers hebben op 1 maart 2022 hun werkzaamheden bij de GKMB hervat.
3.8
Bij de onderscheiden bestreden beschikkingen is de terbeschikkingstelling van klagers aan het BCI over de periode van 3 januari 2022 tot en met 28 februari 2022 vastgelegd.
Het wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 25 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de betrokken minister aan de ambtenaar, aan wie zodanige eisen gesteld worden dat zijn positie of taak een bijzonder karakter draagt, een in ieder bijzonder geval vast te stellen toelage toekennen. Ingevolge het tweede lid wordt de toelage bepaald op ten hoogste vijfentwintig ten honderd van de genoten bezoldiging.
De beoordeling
5.1
Het gerecht zal voor de beoordeling van het beroep op het vertrouwensbeginsel het stappenplan hanteren zoals uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1694). De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept, namelijk de vraag of die uitlating en/of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen en, zo ja, wat de betekenis daarvan is voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.
5.2.1
Volgens klagers hebben zij in een gesprek met het hoofd van de BCI, waarin hij hen verzocht om het BCI te komen versterken, duidelijk te kennen gegeven dat zij er zeker van willen zijn dat zij er financieel niet achteruit zullen gaan bij een eventuele terbeschikkingstelling, en dat zij de gevarenpremie die ze bij de GKMB ontvangen niet zomaar willen opgeven. Het hoofd van het BCI heeft hen toen uitdrukkelijk gezegd dat zij de 25%-toelage zouden ontvangen bij hun terbeschikkingstelling aan het BCI, aldus klagers. Het hoofd van het BCI heeft ook in zijn brieven van 1 december 2021 en 3 januari 2022 aan de betreffende minister, verzocht om de betreffende toelage aan klagers voor rekening van het BCI te doen komen. Naar aanleiding van deze door het hoofd van het BCI gedane uitlating, hebben klagers ingestemd met de terbeschikkingstelling. Deze uitlating kan dus worden gekwalificeerd als een toezegging.
5.2.2
Deze toezegging kan naar het oordeel van het gerecht aan het bevoegde bestuursorgaan, in deze verweerders, worden toegerekend, nu verweerders deel uitmakende van de ministerraad, hebben ingestemd met de terbeschikkingstelling van klagers aan de BCI onder toekenning van de 25%-toelage. Dat daarbij is beslist dat aan klagers bedoelde toelage of time-back zou kunnen worden toegekend, maakt dit niet anders.
5.2.3
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat klagers erop hadden mogen vertrouwen dat aan hen de 25%-toelage bij hun terbeschikkingstelling aan het BCI zou worden toegekend.
5.3
Dan blijft over de vraag of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen, en zo ja wat de betekenis daarvan is voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.
Uit de overgelegde stukken, met name de beslissing van de ministerraad van 18 februari 2022, volgt dat verweerders met ingang van 1 maart 2022 de aan klagers toegekende 25%-toelage hebben ingetrokken. Tot die datum was die toelage kennelijk wel toegekend. Gelet hierop dient aan klagers de toegezegde 25%-toelage over de maanden januari en februari 2022 te worden uitbetaald.
6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is, en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Bedoelde toelage dient uiterlijk bij de uitbetaling van de bezoldiging van de maand april 2023 aan klagers te worden uitbetaald.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de ministeriële beschikkingen van 13 april 2022, met No. [nummer] en No. [nummer];
- bepaalt dat verweerders de toegezegde 25%-toelage over de maanden januari en februari 2022 aan klagers dienen uit te betalen, zulks uiterlijk bij de uitbetaling van de bezoldiging van de maand april 2023.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.