In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, gaat het om een bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de ingangsdatum van haar bevordering naar de rang van klerk 1ste klasse. Klaagster, die sinds 1 juni 2010 als ambtenaar werkzaam is, ontving op 24 maart 2022 een landsbesluit waarin haar bevordering met terugwerkende kracht naar 1 november 2021 werd vastgesteld. Klaagster maakte bezwaar tegen deze ingangsdatum, omdat zij van mening was dat zij al per 1 juni 2014 in aanmerking kwam voor bevordering naar schaal 4.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op 7 november 2022, waarbij klaagster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. E. Duijneveld, en verweerder door mr. Y.F.M. Kaarsbaan. De rechter oordeelde dat de bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Het gerecht concludeerde dat verweerder bij zijn beslissing niet voldoende rekening had gehouden met het eerdere bevorderingsverzoek van klaagster en dat het bestreden landsbesluit om deze reden niet in stand kon blijven. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van klaagster.
In de tweede zaak, die betrekking heeft op de bestreden brief van verweerder, oordeelde het gerecht dat deze brief geen beschikking in de zin van de Landsverordening was, en verklaarde het bezwaar van klaagster tegen deze brief niet-ontvankelijk. De rechter veroordeelde verweerder in de kosten van het geding, begroot op Afl. 1.400,-.