ECLI:NL:OGAACMB:2022:98
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Fictieve weigering van de Gouverneur om te beslissen op verzoek tot aanstelling als agent van politie
In deze zaak heeft het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten uitspraak gedaan over een fictieve weigering van de Gouverneur om te beslissen op het verzoek van klaagster tot aanstelling als agent van politie. Klaagster had op 16 september 2021 een verzoek ingediend, maar de Gouverneur heeft hierop niet tijdig beslist. De procedure begon met een bezwaarschrift dat op 10 februari 2022 werd ingediend, gevolgd door een contra-memorie van de Gouverneur op 28 maart 2022. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 mei 2022, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het Gerecht overwoog dat de Gouverneur, hoewel hij de Koning vertegenwoordigt, in deze zaak als bestuursorgaan verantwoordelijk is voor het nemen van beslissingen over de aanstelling van ambtenaren. De wetgeving geeft aan dat de Gouverneur op voordracht van de minister handelt, maar de uiteindelijke bevoegdheid ligt bij hem. Het Gerecht concludeerde dat de Gouverneur niet tijdig had beslist op het verzoek van klaagster, wat leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift gegrond was.
De uitspraak van het Gerecht verklaarde de weigering om te beslissen nietig en droeg de Gouverneur op om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen. Tevens werd er een dwangsom opgelegd van US$ 200 per dag indien de Gouverneur niet tijdig zou beslissen, met een maximum van US$ 15.000. Daarnaast werd de Gouverneur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan klaagster, vastgesteld op NAf 700. Deze uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.