ECLI:NL:OGAACMB:2022:97

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202200143-GAZ 1/2022
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering van de minister van Justitie van Sint Maarten om te beslissen op het verzoek tot aanstelling als agent van politie

In deze zaak heeft klager, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, een bezwaarschrift ingediend tegen de fictieve weigering van de minister van Justitie van Sint Maarten om te beslissen op zijn verzoek tot aanstelling als agent van politie. Klager had op 17 september en 7 oktober 2021 verzocht om aanstelling en vaststelling van zijn rechtspositie, maar ontving geen beslissing. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft op 10 februari 2022 het bezwaarschrift ontvangen en op 16 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De minister van Justitie had in een brief van 17 november 2021 aangegeven dat het verzoek van klager enige merites had, maar er was geen landsbesluit uitgegeven.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister niet binnen een redelijke termijn op het verzoek van klager heeft beslist, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen. De rechter heeft geoordeeld dat de minister de medewerking van de Gouverneur nodig heeft bij het aanstellen van ambtenaren, maar dat de uiteindelijke bevoegdheid bij de Gouverneur ligt. Aangezien er nog steeds geen beslissing is genomen, heeft het Gerecht het bezwaar gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen vier weken een beslissing te nemen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan klager, vastgesteld op NAf 700,-.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202200143-GAZ 1/2022
Datum: 05 augustus 2022
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klager],
klager,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
Zetelende te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.A.M. BRANDON,

1.Aanduiding bestreden besluit

De fictieve weigering van verweerder om te beslissen op het verzoek van klager, verwoord in zijn brief van 16 september 2021 en 7 oktober 2021.

2.Procesverloop

Op 10 februari 2022 is namens klager ter griffie van het Gerecht in ambtenarenzaken een bezwaarschrift ingediend met producties.
Op 28 maart 2022 is een contra- memorie ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 mei 2022. Klager is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten

- Bij brief van 17 september 2021 en 7 oktober 2021 heeft klager zich tot verweerder gericht met het verzoek tot aanstelling als agent van politie c.q. brigadier van politie alsmede vaststelling van zijn rechtspositie, met bezoldiging in schaal 5p c.q. 6p per maand.
- Bij bezwaarschrift van 10 februari 2022 heeft klager aan het Gerecht verzocht om een besluit te nemen.
- In het bezwaarschrift verzoekt klager bij uitspraak het bezwaarschrift gegrond te verklaren en verweerder op te dragen binnen één week een beslissing te nemen met veroordeling in de proceskosten. Het bezwaar ziet volgens de toelichting van klager op het uitblijven van een beslissing op zijn brief betreffende zijn rechtspositie.

4.Beoordeling

4.1.
Artikel 41, eerste lid van de Rar bepaalt dat het bezwaarschrift tegen een weigering moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is genomen, verricht of uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet is genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering wordt geacht te zijn uitgesproken.
4.2.
De Rar bepaalt niet een termijn waarbinnen moet zijn beslist. Nu ook overigens geen wettelijke beslistermijn is gevonden dient binnen een redelijke termijn te worden beslist. Het Gerecht is van oordeel dat op 10 februari 2022, toen klager zijn bezwaarschrift bij het Gerecht indiende, een redelijke beslistermijn in elk geval was verstreken.
4.3.
Het Gerecht stelt vast dat bij schrijven van 17 november 2021 de minister van justitie aan klager heeft medegedeeld dat “the review is concluded, and the request of your clients are deemed to have some merit”. Het Gerecht begrijpt het schrijven van de minister van justitie als dat het verzoek van klaagster is ingewilligd, nu in de brief tevens wordt aangegeven dat: “the recommendation has been submitted to process the requests through the issuance of a national decree that contains the promotions due and the related salary scale and increments in so far applicable up to 2021”. Het Gerecht begrijpt hieruit dat een concept-landsbesluit is opgesteld en voorgelegd aan verweerder.
4.4.
Het Gerecht begrijpt klager aldus dat het onderhavige bezwaar fictieve weigering ziet op het door de minister van justitie genoemde concept-landsbesluit. Niet in geschil is dat dit landsbesluit niet is uitgereikt aan klager.
4.5.
Ingevolge artikel 4 Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) wordt (voor zover van toepassing), voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften, verstaan onder:
overheid: het Land Sint Maarten, indien de ambtenaar als zodanig in dienst van deze rechtspersoon zal worden of is benoemd;
het bevoegde gezag:
de Gouverneur voor wat betreft de ambtenaren in dienst van het Land, met inachtneming van het hierna sub b bepaalde;
(…)
Artikel 40 van de Staatsregeling van Sint Maarten luidt:
1. Landsverordeningen en landsbesluiten worden ondertekend door de Gouverneur en door een of meer ministers.
4.6.
Het Gerecht overweegt dat, onverminderd het feit dat ingevolge artikel 2 van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden, de Gouverneur de Koning vertegenwoordigt, dit slechts heeft te gelden voor aangelegenheden van het Koninkrijk.
Ingevolge artikel 3 van het Statuut van het Koninkrijk is hetgeen in de Lma is bepaald omtrent het bevoegde gezag geen aangelegenheid van het Koninkrijk waarbij de Gouverneur de Koning vertegenwoordigd.
4.7.
Het Gerecht overweegt voorts dat een ambtenaar is tewerkgesteld bij een ministerie waar een bepaalde minister zijn leidinggevende is en onder wiens verantwoordelijkheid hij zijn ambtelijke taken verricht. Gezien de voornoemde wettelijke bepalingen, die weerslag vinden in bestendige jurisprudentie, (zie bijvoorbeeld RvBAz 2014/71419 en ECLI:NL:ORBAACM:2017:8), geschiedt de aanstelling, bevordering en ontslag, op voordracht van de minister, door de Gouverneur. Dat de Gouverneur als bevoegd gezag een beschikking neemt op voordracht van een verantwoordelijke minister, laat onverlet dat de uiteindelijke bevoegdheid om te beschikken over het al dan niet aanstellen en bevorderen, alleen hem in die hoedanigheid toe komt. Daarmee is de Gouverneur het bestuursorgaan dat in rechte verantwoording dient af te leggen over de aanwending van de gegeven bevoegdheid in het voorliggende geval.
4.8.
Voorts is van belang dat de verantwoordelijke minister de medewerking van de Gouverneur behoeft bij het aanstellen en bevorderen van ambtenaren. Dat de Gouverneur hierbij een inhoudelijke rol zou zijn toebedeeld blijkt niet uit de toepasselijke wetgeving.
4.9.
Nu nog altijd niet op het verzoek van klager is beslist, in die zin dat het concept- landsbesluit niet is getekend, is het Gerecht van oordeel dat het bezwaarschrift tegen de weigering om te beslissen gegrond dient te worden verklaard. Aan verweerder zal een termijn van vier weken worden gegund om op het verzoek van klager te beslissen, in die zin dat aan klager een landsbesluit dient te worden uitgereikt.
4.10.
Het Gerecht ziet aanleiding om te bepalen dat verweerder klager een vergoeding dient te betalen voor de door zijn gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 700,- (te weten 2 punten à NAf 700,-, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 0,5 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak).

5.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
- verklaart het bezwaar gegrond en verklaart de weigering om te beschikken nietig;
- draagt verweerder op om binnen vier (4) weken na dagtekening van deze uitspraak te beslissen op het verzoek van klager;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding aan klager van een bedrag van NAf 700,-- voor de kosten van deze procedure.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 05 augustus 2022.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.