ECLI:NL:OGAACMB:2022:96

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202101226-GAZ 44/2021
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een ambtenaar in het belang van de dienst tijdens een strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten uitspraak gedaan over de schorsing van klager, die directeur was van Bureau Telecommunicatie en Post. Klager was geschorst op basis van een landsbesluit van 13 augustus 2021, terwijl er een strafrechtelijk onderzoek tegen hem liep. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, stellende dat deze in strijd was met verschillende rechtsbeginselen, waaronder het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van goed werkgeverschap. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de schorsing was ingegeven door het belang van de dienst, aangezien het strafrechtelijk onderzoek nog gaande was en er problemen waren met het verkrijgen van goedkeurende verklaringen over de jaarrekeningen van BTP. Het Gerecht oordeelde dat de schorsing een ordemaatregel was en geen disciplinaire straf, en dat de motivering van verweerder voldoende was om de schorsing te rechtvaardigen. De uitspraak werd gedaan op 19 september 2022, waarbij het bezwaar van klager ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202101226-GAZ 44/2021
Datum: 19 september 2022
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klager],
klager,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL,
tegen
DE GOUVERNEUR VAN HET LAND SINT MAARTEN,
gevestigd te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD.

1.Aanduiding bestreden besluit

Het landsbesluit van 13 augustus 2021 waarbij verweerder heeft besloten klager te schorsen uit zijn functie van directeur Bureau Telecommunicatie en Post met ingang van de datum van dat landsbesluit.

2.Het procesverloop

2.1.
Op 10 september 2021 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het Gerecht) een pro-forma bezwaarschrift (met producties) ingediend. Klager heeft op 28 december 2021 aanvullende gronden ingediend.
2.2.
Op 15 februari 2022 heeft verweerder een contra- memorie met producties ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op maandag, 15 augustus 2022. Klager is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Namens verweerder is verschenen gemachtigde voornoemd.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
De volgende feiten staan vast.
3.2.
Klager is bij Landsbesluit van 11 januari 2013 benoemd tot Directeur van Bureau Telecommunicatie en Post Sint Maarten. (hierna: BTP).
3.3.
Bij brief van 27 juli 2021 heeft het Openbaar Ministerie de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie bericht dat het strafrechtelijk onderzoek waarin klager begin september 2019 als verdachte is aangehouden/is aangemerkt, nog niet is afgerond.
3.4.
Op 13 augustus is klager bij bestreden Landsbesluit geschorst uit zijn ambt gedurende het strafrechtelijk onderzoek.
3.5.
Bij brief van 16 augustus 2021 heeft de Minister klager nader geïnformeerd over het schorsingsbesluit.

4.Standpunten van partijen

4.1.
Klager verzoekt het Gerecht de bestreden landsbesluit te vernietigen en verweerder te veroordelen in de proceskosten omdat het betreden landsbesluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Voorts kan het handelen van verweerder worden aangemerkt als in strijd zijnde met het beginsel van goed werkgeverschap.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3.
Op de standpunten van partijen zal hierna worden ingegaan.

5.Beoordeling.

5.1.
Ingevolge artikel 3 van de Landsverordening Bureau Telecommunicatie en Post wordt de directeur op voordracht van de Minister handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.
5.2.
Niet in geschil is dat klager ambtenaar is in de zin van Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma).
5.3.
Artikel 92 van de Lma luidt:
Onverminderd het bepaalde in artikel 86 kan de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt:
a. wanneer er een strafrechtelijke vervolging ter zake van misdrijf tegen hem wordt ingesteld;
b. wanneer hem door het bevoegde gezag het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan;
c. in andere gevallen, waarin schorsing naar het oordeel van het daartoe bevoegde gezag wordt gevorderd door het belang van de dienst.
5.4.
Verweerder heeft in het bestreden landsbesluit en in de brief van 16 augustus 2021 (kort samengevat) verwezen naar strafrechtelijk onderzoek waarin klager in september 2019 is aangehouden en verweerder heeft aangegeven dat dit onderzoek nog gaande is en dat dit onderzoek in de weg staat aan het verkrijgen van een gekwalificeerde verklaring over jaarrekeningen vanaf 2016. Voorts wijst verweerder er op dat de integriteit van klager tevens ter discussie staat en voorkomen dient te worden dat het vertrouwen in en de legitimiteit van het openbaar bestuur wordt aangetast.
5.5.
Dat de schorsing gebaseerd zou zijn op artikel 87, eerste lid en onder h, en aldus een disciplinaire straf zou behelzen, zoals klager stelt, kan het Gerecht niet volgen. Noch uit hetgeen in het bestreden landsbesluit wordt overwogen noch uit de brief van 16 augustus 2021 valt dit naar het oordeel van het Gerecht af te leiden. De beroepsgrond van klager dat de schorsing ingevolge artikel 87 maximaal zes maanden mag duren kan dan ook niet slagen.
5.6.
Nu klager is geschorst in het belang van de dienst, betreft het een bevoegdheid van het bevoegde gezag om een ordemaatregel te treffen wanneer het ongestoord functioneren van de dienst of het dienstonderdeel door het handhaven van de klager niet langer verzekerd zou zijn. Het belang van de dienst is in hoge mate een inschatting van de werkgever, waarbij voor de rechter terughoudendheid past. Niet in geschil is dat klager in 2019 is aangehouden als verdachte in een strafrechtelijk onderzoek. Uit het dossier blijkt voorts dat bij brief van 27 juli 2021 het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat het strafrechtelijk onderzoek nog loopt. Voorts heeft verweerder gemotiveerd aangegeven dat er zich problemen voordoen met het vaststellen en afgeven van goedkeurende verklaringen betreffende jaarrekeningen van BTP en dat een en ander gerelateerd is aan het strafrechtelijk onderzoek naar klager.
5.7.
Naar het oordeel van het Gerecht is gezien het vorenstaande, het schorsingsbesluit genomen op goede, aan het dienstbelang ontleende, gronden en vormt dit voldoende grond om de schorsing in het belang van de dienst te rechtvaardigen. Het Gerecht is ook van oordeel dat verweerder voldoende concreet in het bestreden landsbesluit haar motivering heeft omschreven. Gelet hierop en op de aard van de beslissing –een ordemaatregel en niet een disciplinaire straf- is geen sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
5.8.
De stelling van klager, dat verweerder te lang zou hebben gewacht met het nemen van het schorsingsbesluit nu klager al in 2019 was aangehouden en aangemerkt als verdachte, kan niet slagen. Immers, het schorsingsbesluit is niet alleen ingegeven door de aanhouding van klager maar ook door de ontstane problemen nadien met het vaststellen van goedkeurende verklaringen betreffende jaarrekeningen van BTP. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld door het Openbaar Ministerie in juli 2021 een stand van zaken te vragen over de strafrechtelijk vervolgingsbeslissing met betrekking tot klager. Dat het Openbaar Ministerie niet voortvarend in deze zou handelen kan niet aan verweerder worden toegerekend. Klager kan immers een daartoe geëigende (strafrechtelijke) procedure starten die ziet op de vervolgingsbeslissing.

6.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 september 2022.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.