ECLI:NL:OGAACMB:2022:85

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
AUA202103621
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van een ambtenaar in de functie van gevangenisinrichtingswerker en de vereisten voor benoeming

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die niet akkoord ging met de ingangsdatum van haar bevordering tot gevangenisinrichtingswerker in schaal 3. Klaagster, vertegenwoordigd door mr. L.A. Hernandis, had bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit van 2 november 2021, waarin verweerder, de Gouverneur van Aruba, had besloten haar met ingang van 1 april 2021 te bevorderen. Klaagster stelde dat zij met ingang van 28 augustus 2020, de datum waarop zij haar diploma Basisopleiding voor Penitentiaire Inrichtingswerker had behaald, bevorderd diende te worden.

Het Gerecht oordeelde dat de vereisten voor de bevordering tot gevangenisbewaarder in schaal 3 enkel het bezit van het diploma vereisen en dat een gunstige beoordeling niet wettelijk is voorgeschreven. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van verweerder om klaagster pas per 1 april 2021 te bevorderen, niet in overeenstemming was met de wet. De rechter vernietigde het bestreden landsbesluit en droeg verweerder op om binnen twee maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van klaagster, met inachtneming van de uitspraak.

De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de verweerder bij het bevorderen van ambtenaren, maar stelt ook dat deze bevoegdheid niet in strijd mag zijn met de wet of de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechter heeft de proceskosten aan verweerder opgelegd, die klaagster moet vergoeden voor de gemaakte kosten in deze procedure.

Uitspraak

Uitspraak van 21 november 2022
Gaza nr. AUA202103621

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 2 november 2021, no. 2, (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 april 2021 te bevorderen in de functie van gevangenisinrichtingswerker (schaal 3).
Hiertegen heeft klaagster op 1 december 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 22 april 2022 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 10 oktober 2022, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De Standpunten van partijen

1.1
Klaagsters kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van de bevordering naar de functie van gevangenisinrichtingswerker in schaal 3, en meent dat zij met ingang van 28 augustus 2020 dient te worden bevorderd, daar zij op die datum het diploma Penitentiaire Inrichtingswerker heeft behaald.
1.2
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster in de beoordelingsperiode, te weten van 1 juni 2017 tot 1 september 2021, in totaal 199 dagen arbeidsongeschikt is geweest en dat daarom over die periode geen oordeel kan worden gegeven over haar functioneren.
Het geschil
2. In deze zaak gaat het om de vraag of verweerder op goede grond heeft besloten om klaagster met ingang van 1 april 2021 in de functie van gevangenisinrichtingswerker (schaal 3) te bevorderen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 2 van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen gevangenispersoneel (AB 1993 no 38) bestaan bij de Dienst gevangeniswezen, -voor zover hier van belang- de navolgende rangen voor ambtenaren, oplopend van de laagste naar de hoogste: Adspirant-gevangenbewaarder, Gevangenbewaarder.
3.3
Ingevolge artikel 6 van dat landsbesluit komt -voor zover hier van belang- voor benoeming in de rang van gevangenbewaarder uitsluitend in aanmerking degene die voldoet aan de in dit landsbesluit gestelde eisen voor bevordering tot de desbetreffende rang, en die overigens voldoet aan artikel 5, onderdelen c (geneeskundige keuring), d (psychotechnische keuring) en e (geschiktheids- en antecedentenonderzoek).
3.4
Ingevolge artikel 11, eerste lid van dat landsbesluit komt voor bevordering tot de rang van gevangenbewaarder uitsluitend in aanmerking de adspirant-gevangenbewaarder die met goed gevolg een opleiding voor de desbetreffende rang heeft afgelegd.
De feiten
4.1
Klaagster is bij Landsbesluit van 1 november 2018 met ingang van 1 juni 2017 aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst in de functie/rang van adspirant gevangenbewaarder bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGW), voor de duur van de opleiding tot gevangenisinrichtingswerker, met dien verstande dat ontslag zal worden verleend indien het diploma niet wordt behaald.
4.2
Op 28 augustus 2020 heeft klaagster het diploma Basisopleiding voor Penitentiaire Inrichtingswerker behaald.
4.3
Bij schrijven van 28 augustus 2020 heeft de directeur DGW de minister van Justitie verzocht om onder andere klaagster in de functie van inrichtingswerker te plaatsen, en haar met ingang van 1 september 2020 naar de rang van Penitentiair Inrichtingswerker 4e klasse in schaal 3 te bevorderen.
4.4
Bij het bestreden landsbesluit is klaagster met een vertraging van zeven maanden, met ingang van 1 april 2021 in de functie van gevangenisinrichtingswerker (schaal 3) bevorderd.
Beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat de bevoegdheid van verweerder om ambtenaren al dan niet te bevorderen discretionair van karakter is. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
5.2
In dit geval is niet in geschil dat de Basisopleiding voor Penitentiaire Inrichtingswerker een duur heeft van tussen 8 maanden en twee jaar, en dat klaagster vanwege haar arbeidsongeschiktheid ruim drie jaar over de opleiding heeft gedaan.
Verder staat vast dat voor een benoeming/bevordering in de rang van gevangenbewaarder in schaal 3 uitsluitend is vereist, dat de betrokken adspirant-gevangenbewaarder in het bezit is van het diploma Basisopleiding voor Penitentiaire Inrichtingswerker. Het standpunt van verweerder dat klaagster daarnaast ook dient te voldoen aan een gunstige beoordeling, vindt geen steun in de wet. Dit betekent dat klaagster met ingang van 1 september 2020 bevorderd dient te worden naar schaal 3.
5.3
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder in redelijkheid niet had kunnen beslissen om klaagster, na het behalen van het diploma Penitentiaire Inrichtingswerker op 28 augustus 2020, pas met ingang van 1 april 2021 te bevorderen. De bestreden beslissing dient dan ook te worden vernietigd.
5.4
Het bezwaar is gegrond. Verweerder zal worden gelast om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, binnen twee maanden na dagtekening hiervan, opnieuw te beslissen op het verzoek om klaagster in verband met het behalen van de Basisopleiding voor Penitentiaire Inrichtingswerker, met ingang van 1 september 2020 te bevorderen naar schaal 3.
6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het Landsbesluit van 2 november 2021, no. 2, voor zover klaagster daarbij niet eerder dan 1 april 2021 is bevorderd;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw inzake de bevordering van klaagster te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.