In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die niet akkoord ging met de ingangsdatum van haar bevordering tot gevangenisinrichtingswerker in schaal 3. Klaagster, vertegenwoordigd door mr. L.A. Hernandis, had bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit van 2 november 2021, waarin verweerder, de Gouverneur van Aruba, had besloten haar met ingang van 1 april 2021 te bevorderen. Klaagster stelde dat zij met ingang van 28 augustus 2020, de datum waarop zij haar diploma Basisopleiding voor Penitentiaire Inrichtingswerker had behaald, bevorderd diende te worden.
Het Gerecht oordeelde dat de vereisten voor de bevordering tot gevangenisbewaarder in schaal 3 enkel het bezit van het diploma vereisen en dat een gunstige beoordeling niet wettelijk is voorgeschreven. Het Gerecht concludeerde dat de beslissing van verweerder om klaagster pas per 1 april 2021 te bevorderen, niet in overeenstemming was met de wet. De rechter vernietigde het bestreden landsbesluit en droeg verweerder op om binnen twee maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van klaagster, met inachtneming van de uitspraak.
De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de verweerder bij het bevorderen van ambtenaren, maar stelt ook dat deze bevoegdheid niet in strijd mag zijn met de wet of de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechter heeft de proceskosten aan verweerder opgelegd, die klaagster moet vergoeden voor de gemaakte kosten in deze procedure.