ECLI:NL:OGAACMB:2022:83

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
AUA202201045
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de afwijzing van de verlenging van bijzondere vrijstelling van dienst zonder behoud van inkomen

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 7 november 2022 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om verlenging van de bijzondere vrijstelling van dienst zonder behoud van inkomen. Klager, die sinds 2012 werkzaam is bij het Departamento di Aduana, had eerder een vrijstelling van dienst gekregen die op 30 september 2020 afliep. Hij verzocht om verlenging van deze vrijstelling vanwege medische redenen, maar zijn verzoek werd afgewezen door de Gouverneur op basis van een tekort aan personeel en de noodzaak om de functie van klager te vervullen.

Klager voerde aan dat zijn medische toestand het onmogelijk maakte om terug te keren naar Aruba en dat zijn afwezigheid geen oplossing bood voor het personeelstekort. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan, stelde echter dat de afwezigheid van klager leidde tot hoge kosten voor overwerk van andere medewerkers en dat het algemeen belang zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van klager. Het gerecht oordeelde dat de afwijzing van het verzoek van klager in redelijkheid kon worden gedaan, gezien de belangenafweging die door de Gouverneur was gemaakt.

De rechter concludeerde dat klager niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn medische claims en dat zijn afwezigheid niet in het belang van de dienst was. De uitspraak verklaarde het bezwaar van klager ongegrond, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 7 november 2022
Gaza nr. AUA202201045

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 2 november 2020 (bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager om verlenging van de aan hem toegekende bijzondere vrijstelling van dienst (bvvd), afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 17 november 2020 bezwaar ingediend bij de minister van Financën, Economische Zaken en Cultuur. Op 19 april 2022 is het bezwaar via het Departamento di Recurso Humano (DRH) binnengekomen bij het gerecht.
Verweerder heeft op 19 september 2022 producties ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 26 september 2022, waar verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd en mevrouw G. Helder (HR-medewerker Douane) is verschenen. Klager is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen en zonder nader bericht, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek, en voert hiertoe -samengevat- aan dat het voor hem vanwege zijn medische toestand onmogelijk is om naar Aruba terug te keren en te gaan werken. Klager stelt dat bij hem een ziekte is geconstateerd, welke zijn immuunsysteem heeft aangetast, maar dat hij geen nadere onderbouwing of bewijs hiervan zal geven. Volgens klager zal zijn aanwezigheid het heersende personeelstekort niet verhelpen, temeer nu hij bij een eventueel terugkeer direct met betaald ziekteverlof zal gaan en weer naar Nederland zal worden gestuurd voor medische behandeling. Een herstel in activiteit zou ernstige gevolgen voor zijn gezondheid hebben, aldus klager.
1.2
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat het verzoek van klager niet ingewilligd kan worden, daar uit ambtsberichten van het Departamento di Aduana (DA) is vernomen dat er een tekort aan personeel heerst. Aan klager is daarbij een termijn van twee maanden gegund om zijn werkzaamheden bij de DA te hervatten. Indien hij zijn werkzaamheden niet hervat, zal ontslag worden verleend, aldus de bestreden beschikking.
Verweerder heeft ter zitting voorts, desgevraagd, aangegeven dat de afwezigheid van klager heeft geleid tot hoge kosten vanwege overwerk van andere personeelsleden, nu de functie van klager gedurende zijn vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden zonder behoud van inkomen (bvvdzbvi) niet vacant is. De resterende personeelsleden dienen dus naast hun eigen werkzaamheden, de werkzaamheden behorende bij de functie van klager te verrichten.
Het verzoek van klager om verlenging van de aan hem toegekende bvvdzbvi kan derhalve, gelet op het dienstbelang, niet worden gehonoreerd, aldus verweerder.
Het geschil
2. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder in redelijkheid het verzoek van klager heeft kunnen afwijzen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Klager is vanaf 2012 als ambtenaar werkzaam bij het Departamento di Aduana, sectie Luchthaven.
3.2
Bij Landsbesluit van 8 augustus 2018 is aan klager bvvdzbvi voor een periode van twee jaar, namelijk van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2020, verleend.
3.3
Bij ongedateerde brief, ingekomen op 24 april 2020 bij de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, heeft klager die minister verzocht om de hem toegekende bvvdzbvi, vanaf 1 oktober 2020 voor de duur van drie jaar te verlengen.
3.4
Naar aanleiding van het advies van de directeur DA, strekkende tot afwijzing van het verzoek, welk advies door het DRH is gesteund, is het verzoek van klager bij de bestreden beschikking afgewezen.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 4 van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda), wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder ‘het bevoegde gezag’ verstaan: de Gouverneur.
4.2
Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Lvvda kan vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden ook zonder behoud van inkomen op daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de ambtenaar bij beschikking van het bevoegde gezag worden verleend in de gevallen waarin dit gezag oordeelt dat daartoe aanleiding bestaat. Deze vrijstelling van dienst wordt verleend voor de duur van ten hoogste vijf jaren en kan geheel of gedeeltelijk in het buitenland worden doorgebracht.
De beoordeling
5. Het gerecht stelt voorop dat het verkrijgen van vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden zonder behoud van inkomen, geen recht van de ambtenaar is maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegd gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.1
Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder, in dit geval voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het verzoek van klager ter verkrijging van een verlenging van zijn bvvbzbvi voor de duur van drie jaar, heeft afgewezen, omdat het algemeen belang wat betreft het beheersen van de personeelskosten binnen de overheid en het voorkomen van personeelstekorten binnen in dit geval de DA, zwaarder weegt dan het gestelde belang van klager. De door klager aangedragen gronden, waaronder zijn stelling dat hij vanwege zijn gezondheidstoestand thans niet in staat is om zijn functie te vervullen, zijn (bewust) niet onderbouwd, terwijl klager ook niet ter zitting is verschenen, al dan niet bij een gemachtigde, om zijn standpunt nader uiteen te zetten, en leggen daarom geen gewicht in de schaal.
6.2
Het vorenstaande leidt dan ook tot de slotsom dat verweerder in redelijkheid het verzoek van klager heeft kunnen afwijzen, en dat het bezwaar ongegrond is.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.