ECLI:NL:OGAACMB:2022:72

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
AUA202200348
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de stopzetting van salaris wegens ongeoorloofde afwezigheid van een ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van de klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de stopzetting van haar salaris over de maand december 2021. De klaagster, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de verweerder, vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia, dat haar salaris was aangehouden vanwege ongeoorloofde afwezigheid. De klaagster betwistte dat zij opzettelijk haar werkzaamheden had verzuimd, terwijl de verweerder aanvoerde dat het bezwaar niet-ontvankelijk was wegens termijnoverschrijding en dat de stopzetting van het salaris correct was.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de klaagster op 6 december 2021 arbeidsgeschikt was verklaard, maar daarna niet op het werk is verschenen zonder rechtvaardiging. De rechter oordeelde dat de stopzetting van het salaris op basis van het 'no work, no pay'-beginsel gerechtvaardigd was, maar alleen met ingang van 6 december 2021. Het bezwaar van de klaagster werd gegrond verklaard voor zover het betrekking had op de inhouding van het salaris over de periode vóór deze datum. De verweerder werd veroordeeld tot betaling van het salaris over de periode van 1 tot en met 6 december 2021 en tot vergoeding van de kosten van rechtskundige bijstand aan de klaagster.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ambtenaren om hun verplichtingen na te komen en de gevolgen van ongeoorloofde afwezigheid. De rechter heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 17 oktober 2022
Gaza nr. AUA202200348

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij schrijven van 7 januari 2022 heeft verweerder aan klaagster, na een verzoek daaromtrent door tussenkomst van de vakbond, onder meer bericht dat haar salaris in december 2021 werd aangehouden c.q. stopgezet, daar klaagster gedurende de maand december 2021 ongeoorloofd afwezig is geweest.
Hiertegen heeft klaagster op 26 januari 2022 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 5 september 2022. Klaagster is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de stopzetting van haar salaris over de maand december 2021, en voert daartoe aan dat zij niet opzettelijk heeft nagelaten haar werkzaamheden te verrichten.
1.2
Verweerder voert primair het verweer dat klaagster te laat is met de indiening van het bezwaarschrift tegen de feitelijke stopzetting van haar salaris, en dat het bezwaar om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verweerder voert voorts aan dat de stopzetting correct is geschied, daar klaagster in strijd met haar verplichtingen opzettelijk heeft nagelaten haar dienst te verrichten.
De beoordeling
2. Het verweer dat het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard faalt. Eerst bij brief van 7 januari 2022 heeft verweerder, na een verzoek daaromtrent van klaagster, door tussenkomst van de vakbond, aan klaagster te kennen gegeven dat en waarom haar salaris over de maand december 2021 niet is uitbetaald. Het door klaagster ingediende bezwaarschrift wordt dan ook geacht daartegen te zijn gericht, en is dan ook tijdig ingediend.
3.1
Ingevolge artikel 17, tweede lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) ontvangt de ambtenaar over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging. (“no work, no pay”-beginsel).
3.2
Uit de formulering van voormeld artikel blijkt dat indien sprake is van “het in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaten dienst te verrichten”, de bevoegdheid ontstaat om op het inkomen van een ambtenaar in te houden. Vastgesteld dient te worden of deze feiten (in strijd met verplichtingen opzettelijk nalaten) zich voordoen en zo ja, of het verzuim gerechtvaardigd is.
3.3
De vraag of klaagster opzettelijk en in strijd met haar verplichtingen heeft nagelaten haar dienst te verrichten, beantwoordt het gerecht als volgt.
4. Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij het Bureau Guarda Nos Costa in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat klaagster vanaf 6 september tot 9 november 2021 vakantiedagen heeft opgenomen. Voorts staat vast dat klaagster zich op 9 november 2021, conform de reguliere procedure, bij de SVb ziek heeft gemeld. Niet in geschil is voorts dat klaagster op 6 december 2021 door de SVb-arts arbeidsgeschikt is verklaard. Klaagster is echter hierna niet op het werk verschenen. Dat klaagster een rechtvaardiging had om toen van haar werk weg te blijven, is uit de stukken noch het verhandelde ter zitting gebleken. Dat klaagster op 6 december 2021 contact had opgenomen met de wachtcommandant die op zijn beurt aan klaagster heeft medegedeeld dat zij niet was ingeroosterd, is onvoldoende om tot dat oordeel te leiden. De gevolgen van klaagsters beslissing om na haar arbeidsgeschiktheidsverklaring op 6 december 2021 zonder enige mededeling weg te blijven van het werk, namelijk de inhouding op dan wel stopzetting van haar bezoldiging, dienen dan ook voor klaagsters rekening te komen.
5. Gelet op het vorenstaande overweegt het gerecht dat verweerder het salaris van klaagster als gevolg van het “no work, no pay” principe kon stopzetten, doch niet eerder dan met ingang van 6 december 2021, daar vast staat dat klaagster pas vanaf die datum zonder een rechtvaardiging van het werk is weggebleven. Het bezwaar is dan ook voor zover gericht tegen de inhouding dan wel stopzetting van klaagsters bezoldiging over de periode van vóór 6 december 2021, gegrond.
6. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
7. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar gegrond, voor zover gericht tegen de inhouding dan wel stopzetting van klaagsters bezoldiging over de periode van vóór 6 december 2021;
  • bepaalt dat verweerder aan klaagster het salaris over de periode van 1 tot en met 6 december 2021 dient uit te betalen;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).