ECLI:NL:OGAACMB:2022:7

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
SXM202101126-GAZ 42/2021
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot werkhervatting en salarisbetaling afgewezen na beëindiging tijdelijke aanstelling

In deze zaak heeft klager, vertegenwoordigd door de heer L.C.J. Lewis, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten om zijn werkzaamheden bij het KPSM te hervatten en zijn salaris retroactief te ontvangen. Dit verzoek volgde op een tijdelijke aanstelling die klager had gekregen bij Landsbesluit van 9 januari 2015, welke aanstelling per 1 januari 2016 was beëindigd. Klager had eerder een toegang ontzegging gekregen tot politiegebouwen en terreinen, wat zijn opleiding als Aspirant van Politie beïnvloedde. Het Gerecht heeft vastgesteld dat klager geen verzoek tot verlenging van zijn aanstelling heeft ingediend en dat zijn tijdelijke aanstelling na een jaar was geëindigd. Het Gerecht oordeelde dat er geen grond was voor de verzoeken van klager en verklaarde het bezwaar gegrond, maar wees de verzoeken tot werkhervatting en salarisbetaling af. Klager werd wel een vergoeding voor proceskosten toegekend van NAf 350,-. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Ghrib op 17 januari 2022.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202101126- GAZ 42/2021
Datum: 17 januari 2022
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klager],
klager,
gevolmachtigde: de heer L.C.J. LEWIS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.A.M. BRANDON,

1.Aanduiding bestreden besluit

De fictieve weigering om te beslissen op het verzoek van klager verwoord in zijn brief van 3 mei 2021 en 23 augustus 2021 waarbij verweerder is verzocht om klager per onmiddellijk zijn werkzaamheden bij het KPSM te hervatten en zijn salaris retroactief per ingaande december 2020 te ontvangen.

2.Procesverloop

Op 8 september 2021 is namens klager ter griffie van het Gerecht in ambtenarenzaken een bezwaarschrift ingediend met producties.
Op 21 oktober 2021 heeft verweerder een contra memorie ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden ter zitting van 14 december 2021. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1
Het Gerecht gaat uit van de navolgende feiten.
- Bij Landsbesluit van 9 januari 2015 is klager per 1 januari 2015 tijdelijk aangesteld voor de duur van de opleiding als Aspirant van Politie.
- Klager is bij beschikking van de Minister van Justitie van 23 september 2015 per direct tot nader order tijdelijk de toegang ontzegd tot alle politiegebouwen en terreinen.
- Bij brief van 3 mei 2021 en 23 augustus 2021 heeft klager zich tot verweerder gericht met het verzoek per onmiddellijk zijn werkzaamheden te mogen hervatten bij het KPSM en zijn salaris retroactief per ingaande december 2020 te ontvangen. Bij brief van 23 augustus 2021 heeft klager zijn verzoek nogmaals aan verweerder gestuurd.
- Bij bezwaarschrift van 8 september 2021 heeft klager het Gerecht verzocht het bezwaar gegrond te verklaren en zelf in de zaak te voorzien in die zin dat verweerder opgedragen wordt klager per onmiddellijk zijn werkzaamheden bij KPSM te laten hervatten en zijn salaris per december 2020 uit te betalen.

4.Wettelijk kader

Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma), is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften hij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst werkzaam te zijn, met uitzondering van de personen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, geschiedt aanstelling in vaste of in tijdelijke dienst.
Ingevolge het derde lid, aanhef en onder d, kan aanstelling in tijdelijke dienst plaats hebben van personen in opleiding.
Ingevolge artikel 11, tweede lid onder a, vermeldt de aanstelling of de ambtenaar in vaste of tijdelijke dienst wordt aangesteld. In het laatstbedoelde geval wordt tevens vermeld of de aanstelling voor een bepaalde tijd, voor een proeftijd, dan wel voor onbepaalde tijd geschiedt.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van Regeling Ambtenarenrechtspraak (hierna: Rar) is ambtenaar in de zin van deze landsverordening en daarop berustende landsbesluiten en beschikkingen hij, die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst. Ingevolge het vierde lid, zijn in deze landsverordening, tenzij het tegendeel blijkt, onder ambtenaren gewezen ambtenaren begrepen.

5.Beoordeling

5.1.
Voor zover klager in bezwaar is gekomen tegen het uitblijven van een besluit van verweerder op zijn verzoeken geformuleerd in zijn schrijven van 3 mei 2021 en 23 augustus 2021 overweegt het Gerecht als volgt.
5.2.
Artikel 41, eerste lid van de Rar bepaalt dat het bezwaarschrift tegen een weigering moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering is genomen, verricht of uitgesproken. Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet is genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag, waarop de weigering wordt geacht te zijn uitgesproken.
5.3.
De Rar bepaalt niet een termijn waarbinnen moet zijn beslist. Nu ook overigens geen wettelijke beslistermijn is gevonden dient binnen een redelijke termijn te worden beslist. Het Gerecht is van oordeel dat op 8 september 2021, toen klager zijn bezwaarschrift bij het Gerecht indiende, een redelijke beslistermijn in elk geval was verstreken.
5.4.
Gezien het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat het bezwaar gegrond dient te worden verklaard.
5.5.
Nu klager heeft verzocht dat het Gerecht een inhoudelijke beslissing neemt op zijn verzoek gericht aan verweerder en nu verweerder bij contra memorie haar standpunt ten aanzien van het verzoek heeft geformuleerd, ziet het Gerecht aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien.
5.6.
Bij Landsbesluit van 9 januari 2015 is klager per 1 januari 2015 tijdelijk aangesteld voor de duur van de opleiding als Aspirant van Politie. Onbestreden is dat de opleiding Aspirant van Politie één jaar duurt. Klager heeft voorts niet weersproken dat hij de opleiding als Aspirant van Politie niet heeft afgerond. Het Gerecht overweegt dat het ervoor gehouden dient te worden dat dit gelegen ligt in het feit dat klager, nadat hij verdacht werd van het plegen van een strafbaar feit, per 23 september 2015 per direct tot nader order tijdelijk de toegang is ontzegd tot alle politiegebouwen en terreinen. Dat klager geschorst zou zijn zoals hij kennelijk stelt kan het Gerecht niet volgen. Uit het dossier is niet gebleken dat van een dergelijke beslissing sprake is.
5.7.
Gezien het hiervoor overwogene is het Gerecht van oordeel dat de tijdelijke aanstelling van klager één jaar na zijn aanstelling is beëindigd. Omdat klager geen verzoek heeft ingediend tot verlenging van de termijn van zijn opleiding is klager per 1 januari 2016 niet meer als ambtenaar aangesteld door verweerder. Dat verweerder kennelijk zijn salaris nog jaren heeft doorbetaald maakt dit niet anders.
5.8.
Er bestaat dan ook geen grond voor de beslissing dat verweerder gehouden zou zijn om klager tot werkzaamheden bij het KPSM toe te laten of om salaris retroactief per ingaande december 2020 te betalen.
5.9.
De beroepsgronden van klager falen.
5.10.
Het Gerecht zal bepalen dat het verzoek van klager wordt afgewezen en dat deze uitspraak in de plaats treed van de bestreden (fictieve) beschikking.
5.11.
Het Gerecht ziet aanleiding om te bepalen dat verweerder klager een vergoeding dient te betalen voor de door hem gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 350,- (te weten 2 punten à NAf 700,-, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 0,25 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak).

6.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
- Verklaart het bezwaar gegrond;
- Vernietigt de bestreden (fictieve) beschikking;
- Wijst het verzoek tot werkhervatting en salarisbetaling af;
- Bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treed van de bestreden (fictieve) beschikking;
- Veroordeelt verweerder tot vergoeding aan klager van een bedrag van NAf 350,- voor de kosten van deze procedure.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 17 januari 2022.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.