In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van klaagster, de Minister van Onderwijs en Sport, ingediend op 29 juni 2021. Dit bezwaarschrift was gericht tegen een eerdere beschikking van 30 januari 2020, waarbij klaagster was bevorderd naar de rang van klerk 1ste klasse en hoofdklerk, maar met een latere ingangsdatum dan zij had verzocht. Het gerecht had eerder, op 14 december 2020, het bezwaar van klaagster gegrond verklaard en verweerder opgedragen om opnieuw te beslissen op het bevorderingsverzoek van klaagster. Na een zitting op 31 januari 2022 en een heropening van het onderzoek, heeft verweerder op 27 juni 2022 de eerdere beschikking ingetrokken en klaagster met terugwerkende kracht bevorderd naar de rang van klerk 1ste klasse en hoofdklerk.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding niet toewijsbaar is, omdat verweerder inmiddels gevolg heeft gegeven aan de eerdere uitspraak. Echter, de rechter heeft wel de immateriële schadevergoeding toegewezen, omdat de redelijke termijn voor de bezwaarprocedure met meer dan vier maanden was overschreden door verweerder. De hoogte van de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op Afl. 500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van klaagster, begroot op Afl. 1.400,-. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2022.