ECLI:NL:OGAACMB:2022:5

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AUA202100979
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevorderingsverzoek ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 10 januari 2022 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een ambtenaar, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6). Klager had zijn bezwaarschrift op 12 april 2021 ingediend, nadat verweerder op 12 maart 2021 zijn verzoek had afgewezen. Verweerder stelde dat de functie van klager, medewerker logistiek, maximaal op schaal 5 was gewaardeerd en dat klager sinds 1 december 2006 deze maximale waardering had bereikt. Klager betwistte deze waardering en voerde aan dat de directeur van het Bureau Interne Diensten had aangegeven dat zijn functie hoger gewaardeerd moest worden, ondanks dat het formatierapport nog niet was afgerond.

Tijdens de zitting op 8 november 2021 werd het standpunt van klager toegelicht door zijn gemachtigde, mr. D.G. Kock, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mrs. Y.F.M. Kaarsbaan en A.F.J. Caster. Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar, maar dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek op goede gronden was gebaseerd. Het gerecht concludeerde dat de functiewaardering conform de geldende procedures was uitgevoerd en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de waardering in twijfel trokken.

Het gerecht verklaarde het bezwaar ongegrond en benadrukte dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Klager kan niet verder worden bevorderd omdat zijn functie maximaal is gewaardeerd op schaal 5. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en is geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak van 10 januari 2022
Behorende bij zaak met nummer AUA2021000979

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mrs. Y.F.M. Kaarsbaan en A.F.J. Caster (DWJZ)

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 12 maart 2021 (hierna: de bestreden beslissing) heeft verweerder het verzoek van klager om een bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6), afgewezen.
Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht op 12 april 2021.
Namens verweerder is op 20 oktober 2021 een contramemorie en de op de zaak betrekking hebbende stukken, ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 8 november 2021, alwaar zijn verschenen, klager in persoon en bijgestaan door zijn gemachtigde, en voor verweerder de voornoemde gemachtigde, mr. Kaarsbaan.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
1.2
Het gerecht constateert dat klager zijn bezwaarschrift binnen voornoemde termijn heeft ingediend, zodat hij ontvankelijk is in zijn bezwaar.
Standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn bevorderingsverzoek, en heeft zich daarbij -samengevat- op het standpunt gesteld dat het formatierapport van het Bureau Interne Diensten (BID) weliswaar nog niet klaar is, maar dat de directeur van het BID heeft aangegeven dat de functie die klager bekleedt hoger moet worden gewaardeerd. Nu verweerder het formatierapport niet afrondt, mag hij zich bij de beoordeling van het bevorderingsverzoek van klager niet erop beroepen, dat het rapport nog niet klaar is. Een dergelijke handelwijze vermag niet te worden goedgekeurd, aldus klager. Hij verzoekt – naar het gerecht begrijpt – vernietiging van de bestreden beslissing en bepaling dat verweerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak een nieuwe beslissing zal nemen.
2.2
Aan de bestreden beslissing is ten grondslag gelegd dat de nog niet formeel bestaande functie van medewerker logistiek bij het BID, maximaal op het niveau van schaal 5 is gewaardeerd. Klager heeft met ingang van 1 december 2006 de maximale waardering van de functie bereikt, zodat zijn verzoek voor een bevordering naar schaal 6 niet voor inwilliging vatbaar is.
Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat de functie van medewerker logistiek, zoals deze door klager wordt bekleed, op 20 mei 2021 weer is gewaardeerd. Deze functie is (wederom) maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 5. Volgens vaste rechtspraak kan tegen een functiewaardering geen bezwaar worden gemaakt. Verweerder concludeert tot het ongegrond verklaren van het bezwaar.
Het geschil
3. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten het bevorderingsverzoek van klager af te wijzen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klager is met ingang van 18 november 2002 benoemd als ambtenaar in de rang van klerk 1ste klasse bij het BID. Klager is laatstelijk met ingang van 1 december 2006 bevorderd naar de rang van hoofdklerk in schaal 5.
4.2
Bij brieven van 9 maart 2017, 9 maart 2018 en 29 maart 2019 heeft klager verzocht om met ingang van 1 januari 2015 naar schaal 6 en met ingang van 1 januari 2017 naar schaal 7 te worden bevorderd. Bij schrijven van 17 april 2019 heeft het Hoofd van dienst van het BID te kennen gegeven, dat hij vanwege de maximale waardering van de functie van medewerker magazijn in schaal 5, en alhoewel hij het daar niet mee eens is, niet positief kan adviseren op het bevorderingsverzoek van klager.
4.3
Uit het formulier waardering functieniveau van de functie magazijnmedewerker, ook wel medewerker logistiek genoemd, bij het BID van 20 mei 2021, blijkt dat deze functie ingedeeld is in hoofdgroep II (lbo werk- en denkniveau), en in totaal 9/10 punten scoort voor de vijf verschillende objectieve criteria (functionele vorming; handelingsvrijheid; keuzemogelijkheden; leidinggeven; contacten). Hieruit volgt een maximale waardering op het niveau van schaal 5.
4.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het bevorderingsverzoek van klager, afgewezen.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (
gunstige beoordelingsvereiste).
5.3
Voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6) is vereist dat de door de betrokkene beklede functie een waardering op het niveau van adjunct-commies rechtvaardigt (
functiewaarderingsvereiste) en voorts met dien verstande dat de betrokkene reeds ten minste vier jaar dienst in de rang van hoofdklerk moet hebben volbracht (
anciënniteitsvereiste).
De beoordeling
6. Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
7.1.
Klager is het kennelijk niet eens met de waardering van zijn functie op het niveau van schaal 5 en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het gerecht constateert dat de functie van klager recent is gewaardeerd en dat de waardering conform de geldende procedures tot stand is gekomen. Uit de stukken noch het verhandelde ter zitting is gebleken dat de waardering niet aan de hand van een correcte weergave van de door klager uitgevoerde werkzaamheden is gedaan. Van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan dient te worden geconcludeerd dat de waardering van klagers functie foutief is of dat de waardering dient te worden aangepast, is niet gebleken. Verder overweegt het gerecht dat functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen, op één lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de La, niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld. In zoverre is het bezwaar van klager dan ook niet-ontvankelijk.
7.2
Overigens heeft het gerecht geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat verweerder de beslissing met betrekking tot de bevordering van klager in redelijkheid niet heeft kunnen baseren op deze functiewaardering.
7.3
Nu de functie die klager bekleedt maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 5, en klager sinds 1 december 2006 deze schaal heeft bereikt, kan hij niet (verder) worden bevorderd. Verweerder heeft zijn beslissing dan ook op goede gronden gestoeld.
8. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
9. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 10 januari 2022 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.