ECLI:NL:OGAACMB:2022:43

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202201152
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van een beslissing in het ambtenarenrecht met betrekking tot de functie van hoofd Inspectie

In deze zaak heeft de directeur van de Directie Natuur en Milieu (DNM) op 9 januari 2020 aan verzoekster, die als hoofd van de afdeling Inspectie werkzaam was, meegedeeld dat zij tijdelijk geen instructies mocht geven aan haar collega's. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 18 april 2022 een verzoekschrift ingediend om een voorziening bij voorraad te treffen, omdat zij meende dat de bestreden beslissing in strijd met de wet was en dat zij onrechtmatig werd behandeld. Tijdens de behandeling van het verzoek op 30 mei 2022 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat de situatie onhoudbaar was en dat zij schade had geleden door de beslissing van de directeur.

Verweerder, de directeur van DNM, heeft betoogd dat verzoekster niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat zij berust had in de beslissing en geen onevenredig nadeel ondervond. Hij voerde aan dat de rechtspositie van verzoekster ongewijzigd was gebleven en dat er geen sprake was van geestelijk letsel. Het gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster pas op 18 april 2022 bezwaar had gemaakt, wat buiten de termijn viel, en dat de situatie sinds de beslissing van 9 januari 2020 ongewijzigd was gebleven. Het gerecht concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorziening bij voorraad en wees het verzoek af.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, op 20 juni 2022. Tegen deze uitspraak staat geen voorziening open.

Uitspraak

Uitspraak van 20 juni 2022
Gaza nummer AUA202201152

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoekster],

wonend in Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE DIRECTEUR DIRECTIE NATUUR EN MILIEU,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 9 januari 2020 heeft de directeur Directie Natuur en Milieu (DNM) verzoekster meegedeeld dat zij tijdelijk geen instructies mag geven aan collega’s van de afdeling Inspectie.
Tegen deze brief heeft klaagster op 18 april 2022 bezwaar gemaakt.
Verzoekster heeft op 18 april 2022 onderhavig verzoekschrift ingediend. Op 23 mei 2022 heeft zij nadere stukken ingediend.
Namens verweerder zijn op 25 mei 2022 stukken ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek in raadkamer behandeld op 30 mei 2022. Verzoekster is verschenen bijgestaan door mr. L.A. Hernandis, occuperende voor mr. R.P. Lee. Verweerder is in persoon verschenen en heeft zich laten bijstaan door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het verzoek

1.1
Onderhavig verzoek strekt tot het schorsen van de bestreden beslissing in de brief van 9 januari 2020 met bepaling dat verzoekster met onmiddellijke ingang wordt teruggeplaatst in de functie van hoofd van de afdeling Inspectie met alle bevoegdheden die bij deze functie behoren. Tevens verzoekt verzoekster om haar bij wijze van voorschot een bedrag toe te kennen van Afl. 25.000,- aan geleden immateriële schade.
Aan haar verzoek heeft verzoekster - samengevat - ten grondslag gelegd, dat de bestreden beslissing in strijd is met de wet, namelijk artikelen 52 en 53 van de Lma, en onbevoegd is genomen, nu zij bij Landsbesluit is benoemd in de functie van hoofd van de afdeling Inspectie bij de DNM, en verweerder niet bevoegd is om haar op te dragen andere werkzaamheden te verrichten. Er is dan ook sprake van een onrechtmatige daad die zij niet langer hoeft te dulden.
Tijdens de behandeling heeft verzoekster hier aan toegevoegd, dat zij verschillende brieven naar verschillende instanties, o.a. de minister, de Gouverneur, heeft gestuurd over deze situatie waarop zij geen reactie heeft gekregen. Zij heeft nu besloten tegen deze beslissing rechtsmiddelen aan te wenden, omdat zij niet langer kan wachten.
Het verweer
1.2
Verweerder heeft gesteld dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat het verzoek integraal dient te worden afgewezen.
Daartoe heeft hij betoogd, dat verzoekster heeft berust in de bestreden beslissing zodat deze inmiddels onherroepelijk is, dan wel dat zij in deze geen onevenredig nadeel ondervindt die een onverwijlde voorziening wenselijk maakt, dan wel dat hij als directeur wel degelijk bevoegd is om een ordemaatregel te nemen in belang van de dienst en dat de rechtspositie van verzoekster daarbij ongewijzigd is gebleven. Tenslotte heeft verweerder betoogd dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt, dat zij zodanig leed heeft ondervonden dat gesproken kan worden van geestelijk letsel dat kan worden beschouwd als een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer of andere persoonlijkheidsrechten.
Tijdens de behandeling heeft verweerder aangevoerd, dat vanwege de wijze waarop verzoekster met de collega’s communiceerde, de spanningen binnen de afdeling en de hele dienst opliepen. Er was sprake van een ongezonde werksituatie. Verweerder heeft DRH bemiddeling verzocht, maar vanwege de pandemie is het een en ander vertraagd. Vanaf januari 2020 geeft verweerder zelf leiding aan de afdeling Inspectie. Tussen verzoekster en de collega’s, inclusief verweerder, is thans weinig tot geen contact.
De feiten
2.1
Verzoekster, ambtenaar, is bij Landsbesluit van 7 juni 2018 met ingang van 19 februari 2018 overgeplaatst van Archivo Nacional Aruba (ANA) naar DNM en geplaatst in de functie van hoofd Inspectie.
2.2
Bij beschikking van 9 januari 2020 heeft verweerder verzoekster het volgende meegedeeld:
“(…) U wordt hierbij schriftelijk medegedeeld dat u tijdelijke opgezegd om instructie/opdracht te geven aan collega’s van de afdeling Inspectie. Deze maatregel is getroffen gezien de opgelopen spanning en onwerkbare situatie binnen de afdeling Inspectie. In overleg met DRH zal naar oplossingen worden gezocht om de werksituatie weer te herstellen. Tot dan verzoek ik u om (…) een achtergrond document te schrijven van de beschermde inheemse flora en fauna.(…)”
2.3
Bij brief van 15 december 2020 heeft verzoekster, via haar voornoemde gemachtigde, verweerder -samengevat en zakelijk weergegeven- verzocht om bedoelde tijdelijke maatregel op te heffen, gelet op het tijdsverloop en nu zij niets heeft gedaan om deze maatregel te verdienen, en haar in alle bevoegdheden behorende bij haar functie te herstellen.
2.4
Bij brief van 28 januari 2021 heeft verweerder verzoekster het volgende bericht:
“(…)Tenslotte dient te worden opgemerkt dat in de brief u niet [aangeeft] dat u uw functioneren wilt verbeteren, of (…) op welke wijze u begeleiding wenst om de inspectietaken uit te kunnen voeren. In uw brief geeft u geen onderbouwing of argumenten waarom u teruggeplaatst zou kunnen worden. Verder geeft u niet aan hoe u uw gedrag en manier van omgang met collega’s zal kunnen verbeteren. (…) Het genomen traject met DRH zal worden voortgezet (…).”
Beoordeling
3.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
3.2
Voor het indienen van een bezwaarschrift is blijkens artikel 41, eerste lid, van de La een termijn van dertig dagen bepaald, aanvangende de dag na het plaats hebben van het feit dat aanleiding daartoe gegeven heeft of de dag nadat de ambtenaar daarvan redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen. Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking redelijkerwijs kennis heeft kunnen dragen.
3.3
In dit geval heeft verzoekster pas op 18 april 2022 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 9 januari 2020, derhalve niet binnen de bezwaartermijn. Verzoekster heeft betoogd dat zij desondanks in haar bezwaarschrift zal worden ontvangen omdat sprake is van een voortdurende onrechtmatige situatie.
3.4
Nog daargelaten of verzoekster ontvankelijk zal worden verklaard in haar bezwaar, stelt het gerecht uit de overgelegde stukken en het verhandelde op de bijeenkomst vast, dat de situatie met betrekking tot de werkzaamheden die verzoekster moet verrichten vanaf 9 januari 2020, inmiddels bijna 2½ jaar, ongewijzigd is. Desgevraagd heeft verzoekster ter zitting niet kunnen uitleggen wat er in april 2022 is veranderd, waardoor zij nu heeft besloten om rechtsmiddelen aan te wenden en onderhavig verzoek in te dienen. Dat thans sprake is van een zodanig onevenredig nadeel voor verzoekster dat ter voorkoming daarvan een onverwijlde voorziening nodig is, is in ieder geval niet gebleken. Verder geldt dat voor vergoeding van vermeend geleden immateriële schade, in onderhavige procedure geen plaats is.
3.5
Gelet op het bovenstaande is er geen aanleiding voor het treffen van een voorziening bij voorraad. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is op 20 juni 2022 in raadkamer gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen voorziening open.