In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een besluit van verweerder met betrekking tot haar bevordering. Klaagster, werkzaam als immigratieambtenaar, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing om haar bevordering naar de rang van immigratieambtenaar 1ste klasse te vertragen tot 1 juni 2018, vanwege haar arbeidsongeschiktheid in de beoordelingsperiode van 1 oktober 2013 tot 1 oktober 2017. Klaagster stelde dat zij aan alle bevorderingseisen voldeed en dat de bestreden beschikking in strijd was met de beginselen van zorgvuldigheid en rechtszekerheid. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was gebeurd, omdat zij pas op 14 juli 2021 kennis had genomen van de bestreden beschikking. Het gerecht oordeelde dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaar.
De beoordeling van de zaak richtte zich op de vraag of verweerder redelijkerwijs had kunnen besluiten om de bevorderingsdatum te verschuiven. Het gerecht concludeerde dat de wetgeving omtrent de actieve dienst en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet in lijn was met de beslissing van verweerder. Klaagster had geen langdurige arbeidsongeschiktheid van meer dan dertig aaneengesloten dagen gehad, wat betekent dat haar diensttijd niet buiten aanmerking kon worden gelaten. Het gerecht oordeelde dat de beslissing van verweerder om de bevordering te vertragen niet voldoende was onderbouwd en dat klaagster vanaf 1 oktober 2017 aan de anciënniteitsvereiste voldeed. Het bezwaar werd gegrond verklaard, de bestreden beschikking werd vernietigd en verweerder werd gelast om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek om bevordering.