ECLI:NL:OGAACMB:2022:39

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202201645
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke context

In deze zaak heeft de verzoeker, een ambtenaar, verzocht om hem weer ter beschikking te stellen aan het bureau van de minister van Onderwijs en Sport. De verzoeker was eerder ter beschikking gesteld aan dit bureau, maar zijn terbeschikkingstelling is op 20 september 2021 van rechtswege beëindigd. Na het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad ingediend. Dit verzoek is behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

De rechter heeft overwogen dat voor het treffen van een voorziening bij voorraad slechts aanleiding bestaat indien de ambtenaar een spoedeisend belang heeft. In dit geval heeft de rechter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is van onevenredig nadeel voor de verzoeker. Het nadeel dat de verzoeker ondervindt is van financiële aard, maar hij ontvangt hetzelfde salaris als voor zijn terbeschikkingstelling en bevindt zich weer in de overtolligheidspoel. Het enkele feit dat hij geen toelagen meer ontvangt, is niet voldoende om te concluderen dat er sprake is van een situatie die een onverwijlde voorziening wenselijk maakt.

De rechter heeft daarom het verzoek afgewezen, met de conclusie dat er geen sprake is van voldoende spoedeisend belang. De uitspraak is gedaan op 4 juli 2022 door mr. A.J. Martijn, rechter, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 4 juli 2022
Gaza nr. AUA202201645

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
tegen:

DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN SPORT,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 4 februari 2022 heeft verzoeker verweerder verzocht om hem weer ter beschikking te stellen aan het bureau van de minister belast met onderwijs.
Tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek heeft klager bezwaar gemaakt, door indiening bij dit gerecht van het bezwaarschrift van 1 april 2022.
Op 13 april 2022 heeft verzoeker een verzoek gedaan tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
Op 16 juni 2022 heeft verweerder stukken ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld in raadkamer van 20 juni 2022. Verzoeker is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

de feiten en het verzoek

1. Verzoeker is ambtenaar en was gedurende de regeerperiode van het kabinet Wever-Croes I, tot 20 september 2021, ter beschikking gesteld aan het bureau van de toenmalige minister belast met onderwijs. Bij brief van 13 oktober 2021 heeft de minister van Algemene Zaken, Integriteit, Overheidszorg, Innovatie en Energie verzoeker bericht dat zijn terbeschikkingstelling op 20 september 2021 van rechtswege is beëindigd. Hiertegen heeft klager geen bezwaar gemaakt. Bij brief van 4 februari 2022 heeft verzoeker verweerder verzocht om hem weer ter beschikking te stellen aan het bureau van de minister belast met onderwijs. Tegen het uitblijven van een beslissing op dat verzoek heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker het gerecht verzocht om, hangende de bezwaarprocedure, een voorziening bij voorraad te treffen, inhoudende dat verzoeker (met terugwerkende kracht) ter beschikking blijft van het bureau van de minister belast met onderwijs, totdat hem een passende en gelijkwaardige functie elders is aangeboden.
het wettelijk kader
2. Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, vervalt de uitspraak op een zodanig verzoekschrift indien niet binnen acht dagen nadien een bezwaarschrift, betreffende de hoofdzaak, bij het gerecht is ingediend.
de beoordeling
3. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal slechts aanleiding bestaan, indien de ambtenaar een zodanig spoedeisend belang heeft, dat niet van hem kan worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemzaak afwacht. Spoedeisend belang wordt in de regel aangenomen indien sprake is van een dreigend groot en onherstelbaar nadeel of indien sprake is van een dreigend nadeel dat de ambtenaar onevenredig treft in verhouding tot het belang dat het bestuursorgaan heeft bij de onmiddellijke uitvoering van de beslissing in kwestie.
4. Het gerecht is van oordeel dat in dit geval onvoldoende is gebleken van onevenredig nadeel als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van de La en overweegt daartoe als volgt. Het nadeel dat verzoeker ondervindt heeft een financieel karakter. In dit verband is het van belang dat verzoeker zich vóór de terbeschikkingstelling in de overtolligheidspoel bevond. Verzoeker is voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Wever-Croes I (2017-2021) ter beschikking gesteld aan het bureau van de minister belast met onderwijs. Verzoeker bevindt zich thans weer in de overtolligheidspoel en ontvangt hetzelfde salaris als vóór zijn terbeschikkingstelling. Het enkele feit dat verzoeker niet meer de aan de terbeschikkingstelling verbonden toelagen ontvangt, maakt niet dat zich een situatie voordoet waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker een onverwijlde voorziening wenselijk is. De conclusie luidt dan ook dat geen sprake is van voldoende spoedeisend belang dat ertoe noopt een voorziening bij voorraad te treffen.
5. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter, en uitgesproken in raadkamer op maandag, 4 juli 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.