ECLI:NL:OGAACMB:2022:38
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad inzake inhouding op salaris van ambtenaar
In deze zaak heeft de verzoeker, de Gouverneur van Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad in verband met een inhouding op zijn salaris van Afl. 175,- voor de maanden februari en maart 2022. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze inhouding en verzocht om een onmiddellijke stopzetting van de inhouding, omdat hij vreesde voor een dreigend nadeel. Het gerecht heeft het verzoek behandeld in raadkamer op 9 mei 2022, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Het gerecht heeft overwogen dat voor het treffen van een voorziening bij voorraad slechts aanleiding bestaat indien de ambtenaar een spoedeisend belang heeft dat niet kan worden afgewacht. In dit geval heeft het gerecht geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd van een dreigend nadeel voor de verzoeker. De financiële gevolgen van de inhouding kunnen in principe met terugwerkende kracht ongedaan worden gemaakt, en er is geen sprake van een financiële noodsituatie die de verzoeker in een onhoudbare positie zou brengen.
Daarom heeft het gerecht besloten het verzoek af te wijzen, met de overweging dat er geen voldoende spoedeisend belang is dat een onmiddellijke voorziening rechtvaardigt. De beslissing is genomen door mr. A.J. Martijn en uitgesproken in raadkamer op 23 mei 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak.