ECLI:NL:OGAACMB:2022:38

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202200990
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad inzake inhouding op salaris van ambtenaar

In deze zaak heeft de verzoeker, de Gouverneur van Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad in verband met een inhouding op zijn salaris van Afl. 175,- voor de maanden februari en maart 2022. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze inhouding en verzocht om een onmiddellijke stopzetting van de inhouding, omdat hij vreesde voor een dreigend nadeel. Het gerecht heeft het verzoek behandeld in raadkamer op 9 mei 2022, waarbij zowel de verzoeker als de verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

Het gerecht heeft overwogen dat voor het treffen van een voorziening bij voorraad slechts aanleiding bestaat indien de ambtenaar een spoedeisend belang heeft dat niet kan worden afgewacht. In dit geval heeft het gerecht geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd van een dreigend nadeel voor de verzoeker. De financiële gevolgen van de inhouding kunnen in principe met terugwerkende kracht ongedaan worden gemaakt, en er is geen sprake van een financiële noodsituatie die de verzoeker in een onhoudbare positie zou brengen.

Daarom heeft het gerecht besloten het verzoek af te wijzen, met de overweging dat er geen voldoende spoedeisend belang is dat een onmiddellijke voorziening rechtvaardigt. De beslissing is genomen door mr. A.J. Martijn en uitgesproken in raadkamer op 23 mei 2022. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open volgens de Landsverordening ambtenarenrechtspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 23 mei 2022
Gaza nr. AUA202200990

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Verweerder heeft op het salaris van verzoeker van februari en maart 2022 (telkens) een bedrag van Afl. 175,- ingehouden.
Op 6 april 2022 heeft verzoeker tegen deze feitelijke handeling bij dit gerecht bezwaar gemaakt.
Tevens heeft verzoeker op dezelfde datum een verzoek gedaan tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld in raadkamer van 9 mei 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 35, eerste lid van de La kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of
dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
1.2
Ingevolge artikel 41, eerste lid, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
1.3
Ingevolge artikel 94, eerste lid, kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, vervalt de uitspraak op een zodanig verzoekschrift indien niet binnen acht dagen nadien een bezwaarschrift, betreffende de hoofdzaak, bij het gerecht is ingediend.
voorziening bij voorraad
2. Verzoeker is werkzaam bij Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (DLV) in de functie van senior medewerker binnendienst. Verweerder heeft op het salaris van verzoeker van februari en maart 2022 (telkens) een bedrag van Afl. 175,- ingehouden. Verzoeker heeft het gerecht verzocht om, hangende de bezwaarprocedure, een voorziening bij voorraad te treffen, inhoudende dat verweerder wordt bevolen om geen bedragen meer in te houden op zijn salaris.
beoordeling
3. Uit de stukken blijkt dat verzoeker op 6 april 2022 bezwaar heeft gemaakt tegen de feitelijke inhouding op zijn salaris van maart 2022. Naar het oordeel van het gerecht is het bezwaarschrift tijdig ingediend, zodat daarmee (ook) aan het connexiteitsvereiste is voldaan.
4.1
Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal slechts aanleiding bestaan, indien de ambtenaar een zodanig spoedeisend belang heeft, dat niet van hem kan worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemzaak afwacht. Spoedeisend belang wordt in de regel aangenomen indien sprake is van een dreigend groot en onherstelbaar nadeel of indien sprake is van een dreigend nadeel dat de ambtenaar onevenredig treft in verhouding tot het belang dat het bestuursorgaan heeft bij de onmiddellijke uitvoering van beslissing in kwestie.
4.2
Het gerecht is van oordeel dat in dit geval onvoldoende is gebleken van een dreigend nadeel zoals hiervoor omschreven en overweegt daartoe als volgt. Het nadeel dat verzoeker ondervindt heeft een financieel karakter. De nadelige gevolgen van de inhouding kunnen in beginsel naar hun aard met terugwerkende kracht ongedaan worden gemaakt. Dit zou anders kunnen zijn indien verzoeker wegens de inhouding in een zodanige financiële noodsituatie komt te verkeren, dat bij de afweging van zijn belangen tegenover die van verweerder de door hem verzochte stopzetting van de inhouding niet kan worden geweigerd. Gesteld noch gebleken is van een dergelijke financiële noodsituatie bij verzoeker. Dat verzoeker thans elke maand Afl. 175,- moet missen is hiertoe op zichzelf onvoldoende. Nu zich geen situatie voordoet waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker een onverwijlde voorziening wenselijk is, luidt de conclusie dat geen sprake is van voldoende spoedeisend belang dat ertoe noopt tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
5. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter, en uitgesproken in raadkamer op maandag, 23 mei 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.