ECLI:NL:OGAACMB:2022:3

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AUA202100958 AUA202100975
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en de gevolgen van ziekteverzuim op de ingangsdatum

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, gaat het om de bevordering van klager, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Openbare Werken (DOW). Klager had bezwaar gemaakt tegen het bevorderingsbesluit van de Gouverneur van Aruba, dat hem met ingang van 1 december 2019 naar de rang van onderopzichter 1ste klasse in schaal 5 zou bevorderen. Klager stelde dat hij al eerder, namelijk per 1 oktober 2016, aan de vereisten voor bevordering voldeed, en dat de vertraging in zijn bevordering onterecht was, vooral gezien zijn ziekteverzuim in de beoordelingsperiode van 1 oktober 2014 tot 1 oktober 2018. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschriften tijdig had ingediend, ondanks dat deze na de reguliere termijn waren ingediend, omdat hij de bestreden beslissingen pas later had ontvangen. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van de bezwaren bevestigd.

De rechter heeft vervolgens de argumenten van beide partijen gewogen. De verweerder had gesteld dat klager niet bevorderd kon worden vanwege zijn ziekteverzuim, wat zijn beoordeling negatief beïnvloedde. Klager betwistte dit en voerde aan dat er geen beleid was dat bevordering zou vertragen vanwege arbeidsongeschiktheid. Het gerecht oordeelde dat klager met ingang van 1 oktober 2018 voldeed aan alle vereisten voor bevordering, en dat de beslissing van de verweerder om de bevordering uit te stellen niet op goede gronden was genomen. De rechter heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard, het bestreden bevorderingsbesluit vernietigd en verweerder gelast om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen over de ingangsdatum van de bevordering.

Uitspraak

Uitspraak van 10 januari 2022
Gaza nrs. AUA202100958 en AUA202100975

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mrs. M.P. Jansen en A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 19 februari 2021 (het bestreden bevorderingsbesluit) heeft verweerder besloten om klager om met ingang van 1 december 2019 te bevorderen naar de rang van onderopzichter 1ste klasse in schaal 5.
Hiertegen heeft klager op 8 april 2021 bezwaar gemaakt bij het gerecht. Dit bezwaar is geregistreerd onder zaaknummer AUA202100958.
Bij brief van 19 februari 2021 (de bestreden beschikking) heeft verweerder klager bericht dat het voorstel van de directeur van de Dienst Openbare Werken (DOW) om hem met ingang van 1 oktober 2018 te bevorderen naar de rang van onderopzichter 1ste klasse, niet voor inwilliging vatbaar is.
Hiertegen heeft klager op 12 april 2021 bezwaar gemaakt bij dit gerecht. Dit bezwaar is geregistreerd onder zaaknummer AUA202100975.
De zaken zijn gevoegd behandeld ter zitting van 8 november 2021, alwaar klager bij zijn voornoemde gemachtigde is verschenen, en voornoemde gemachtigde, mr. Caster, voor verweerder is verschenen. De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschriften na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter onweersproken gesteld dat hij de bestreden beslissingen op 12 maart 2021 heeft ontvangen. Gelet hierop heeft klager zijn bezwaarschriften binnen de in artikel 41, derde lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend en is hij derhalve ontvankelijk in zijn bezwaren.
De standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de directeur DOW bij zijn voorstel om klager met ingang van 1 oktober 2018 naar de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5) te bevorderen, kennelijk geen rekening heeft gehouden met klagers ziekteverzuim gedurende de beoordelingsperiode van 1 oktober 2014 tot 1 oktober 2018. Nu klager in die periode in totaal 425 dagen arbeidsongeschikt was, kan over die periode geen beoordeling worden gegeven omtrent zijn functioneren. Met ingang van 1 oktober 2018 voldoet hij dus niet aan de vereiste van goede beoordeling, zodat hij met ingang van die datum niet kan worden bevorderd. De ingangsdatum dient met 14 maanden te worden verschoven. Bij het bestreden bevorderingsbesluit is klager met ingang van 1 december 2019 bevorderd naar de rang van onderopzichter 1ste klasse in schaal 5.
2.2
Klager kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van zijn bevordering, en heeft zich -zakelijk weergegeven- op het standpunt gesteld dat er geen enkel beleid, geschreven of gepubliceerd, bestaat ten aanzien van het vertragen van een bevordering wegens arbeidsongeschiktheid. Verder heeft klager aangevoerd dat hij reeds op 1 oktober 2016 voldeed aan de anciënniteitsvereiste voor een bevordering naar de rang van onderopzichter 1ste klasse, en dat hij ten onrechte pas drie jaar later wordt bevorderd. Klager verzoekt het gerecht de bestreden beslissingen te vernietigen en verweerder te gelasten een nieuwe beslissing te nemen, inhoudende dat hij met ingang van 1 oktober 2016, dan wel 1 december 2017 wordt bevorderd.
Het geschil
2. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten klager pas met ingang van 1 december 2019 te bevorderen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Klager is ambtenaar, tewerkgesteld bij de DOW, in de functie van technisch ondersteunend medewerker RWZI, welke functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 5.
3.2
Bij Landsbesluit van 20 november 2018 is klager met ingang van 1 oktober 2014 bevorderd naar de rang van onderhoudsmedewerker A, met vaststelling van zijn bezoldiging in schaal 4, dienstjaar 8. De datum van zijn eerstvolgende periodieke verhoging is daarbij vastgesteld op 1 oktober 2015.
3.3
Klager is in april 2017 beoordeeld over de periode van februari 2016 tot februari 2017. Zijn functioneren was toen onvoldoende.
Klager is in maart 2018 beoordeeld over de periode van januari 2017 tot december 2017. Zijn functioneren was toen onvoldoende.
Klager is in december 2018 beoordeeld over de periode van januari 2018 tot december 2018. Zijn functioneren was toen voldoende.
3.4
Bij schrijven van 9 september 2020 heeft de directeur DOW voorgesteld om klager, gelet op zijn ongunstige beoordeling over het jaar 2017, met ingang van 1 oktober 2018 te bevorderen naar de rang van onderopzichter 1ste klasse in schaal 5.
3.5
Bij schrijven van 27 oktober 2020 heeft de DRH geadviseerd om de bevordering van klager met 14 maanden te verschuiven gelet op zijn arbeidsongeschiktheidsperiode, en hem met ingang van 1 december 2019 te bevorderen.
3.6
Bij de bestreden beslissingen heeft verweerder beslist conform het advies van de DRH.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Op grond van artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (
de beoordelingsvereiste).
4.3
Voor een bevordering tot de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5) is volgens het rangenstelsel onderhoudsmedewerkers/onderopzichters, vereist dat de betrokkene een functie bekleedt welke een waardering op het niveau van onderopzichter 1ste klasse rechtvaardigt (
de functiewaarderingsvereiste), en voorts dat hij een jaar diensttijd na het bereiken van de voorlaatste periodiek in de schaal van onderopzichter 2de klasse heeft volbracht (
de anciënniteitsvereiste).
De beoordeling
5. Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.1
Niet in geschil is dat de functie die klager bekleedt, is gewaardeerd op het niveau van schaal 5. Klager voldoet dan ook aan de functiewaarderingsvereiste voor een bevordering naar onderopzichter 1ste klasse.
6.2
Verder staat vast dat klager met ingang van 1 oktober 2016 de voorlaatste periodiek, namelijk dienstjaar 10, in de schaal van onderopzichter 2de klasse (schaal 4) heeft bereikt. Dit betekent dat klager met ingang van 1 oktober 2017 voldoet aan de anciënniteitsvereiste voor de bevordering naar schaal 5.
6.3
Wat betreft de vereiste van een gunstige beoordeling, overweegt het gerecht dat de beoordeling of een ambtenaar voor de vervulling van een functie op het verzochte niveau geschikt en bekwaam moet worden geacht, is voorbehouden aan de direct leidinggevenden van de betreffende ambtenaar. Uit de overgelegde stukken, met name de beoordelingsformulieren over de jaren 2016, 2017 en 2018, en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager over de jaren 2016 en 2017 ongunstig is beoordeeld en over het jaar 2018 gunstig. Zijn ongeschiktheidsperiode is kennelijk meegewogen in de beoordeling van zijn functioneren gedurende de jaren 2016 en 2017. Nu klager over het jaar 2018 gunstig is beoordeeld kan niet worden aangenomen dat hij met ingang van 1 oktober 2018 niet voldoet aan de vereiste van gunstige beoordeling om te worden bevorderd.
6.4
Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat klager met ingang van 1 oktober 2018 aan alle vereisten voor een bevordering tot de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5) voldoet, en dat hij dan ook met ingang van die datum in aanmerking komt voor die bevordering.
7. Het bezwaar is gegrond. Het bestreden bevorderingsbesluit zal worden vernietigd, voor zover klager daarbij niet met ingang van 1 oktober 2018 is bevorderd, en de bestreden beschikking zal worden vernietigd. Verweerder zal worden gelast om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen omtrent de ingangsdatum van de bevordering van klager, met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen.
8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
In de zaak met nummer AUA202100958
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden Landsbesluit van 19 februari 2021 no. 11, kenmerk [kenmerk], wat betreft de ingangsdatum van de bevordering van klager naar de rang van onderopzichter 1ste klasse (schaal 5);
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuwe beslissing dient te nemen inzake de ingangsdatum van de bevordering van klager;
In de zaak met nummer AUA202100975
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 19 februari 2021;
In beide zaken
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 2.100,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.