ECLI:NL:OGAACMB:2022:28

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
AUA202101418
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing versnelde bevordering ambtenaar bij Korps Politie Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 4 april 2022 uitspraak gedaan in een bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van haar verzoek om versnelde bevordering. Klaagster, werkzaam bij het Korps Politie Aruba, had verzocht om haar anciënniteitseis met 50% in te korten en haar te bevorderen naar schaal 7 en vervolgens naar schaal 8. De verweerder had dit verzoek afgewezen op basis van de geldende regelgeving en het beleid inzake versnelde carrièrelijn. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, stellende dat zij voldeed aan de vereisten voor versnelde bevordering en dat de afwijzing inbreuk maakte op haar fundamentele rechten.

Tijdens de zitting op 10 januari 2022 is de zaak behandeld, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. R.P. Lee, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman. Het Gerecht heeft overwogen dat klaagster ontvankelijk was in haar bezwaar, maar dat haar verzoek om versnelde bevordering niet kon worden toegewezen. De rechter oordeelde dat klaagster niet voldeed aan de cumulatieve voorwaarden voor bevordering zoals neergelegd in de Bezoldigingsregeling Aruba en het beleid inzake versnelde carrièrelijn. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de functie van klaagster niet op het vereiste niveau was gewaardeerd en dat zij niet voldoende had onderbouwd dat zij aan de andere criteria voldeed.

De uitspraak concludeerde dat het bezwaar ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Klaagster werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 4 april 2022
Gaza nr. AUA202101418

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 30 maart 2021 (bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster om haar met toepassing van het beleid inzake versnelde carrièrelijn naar schaal 7 en vervolgens 8 te bevorderen, afgewezen.
Hiertegen heeft klaagster op 18 mei 2021 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 27 december 2021 een contramemorie ingediend.
Klaagster en verweerder hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 10 januari 2022, alwaar klaagster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

ontvankelijkheid
1. Klaagster heeft haar bezwaarschrift na de in artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend. Zij heeft echter onweersproken gesteld dat zij de bestreden beschikking op
23 april 2021 heeft ontvangen. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, gestelde termijn. Klaagster is dus ontvankelijk in haar bezwaar.
juridisch kader
2.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
2.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen (eerste lid) en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (tweede lid).
2.3
Het beleid inzake versnelde carrièrelijn (beleid) is opgenomen in paragraaf 2.8 van het Handboek Rechtspositionele ambtenaren. Dit beleid houdt in een verkorting van de in de BRA opgenomen anciënniteitseis met 50% indien een versnelde bevordering noodzakelijk is in verband met het opheffen of voorkomen van een scheve verhouding tussen een leidinggevende en zijn ondergeschikte(n) en indien de functie aan drie (3) criteria voldoet, namelijk:
cheffunctie die minimaal op het niveau van schaal 10 is gewaardeerd;
functie hoofdzakelijk belast met beleid; en
functie met klaarblijkelijke interne en externe verantwoordelijkheid (tekenbevoegdheid).
feiten
3.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA). Vanaf 1 maart 2015 bekleedt zij de rang van adjunct-commies (schaal 6), in de functie van medewerker politiële bedrijfsvoering.
3.2
Met ingang van 1 juni 2016 is klaagster ontheven uit de functie van medewerker politiële bedrijfsvoering en (definitief) aangesteld in de functie van chef politiële bedrijfsvoering. Deze beslissing heeft verweerder vastgelegd bij landsbesluit van 2 oktober 2019.
3.3
Bij brief van 19 augustus 2019 (verzoek) heeft klaagster verweerder verzocht om, met toepassing van het beleid, de voor haar geldende anciënniteitseis met 50% in te korten en haar met ingang van 1 maart 2017 dan wel 1 januari 2018 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) en vervolgens naar de rang van commies (schaal 8).
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder het verzoek afgewezen. Dit heeft geleid tot de onder het procesverloop beschreven procedure.
bestreden beschikking
4. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd. Klaagster is op 1 juni 2016 benoemd in de functie van chef politiële bedrijfsvoering. Op grond van de BRA geldt voor haar een dienstanciënniteit van vier jaar, waardoor zij pas op 1 juni 2020 voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse in aanmerking komt. Het beleid inzake versnelde carrièrelijn is niet op het geval van klaagster van toepassing, nu niet aan de daarvoor geldende vereisten is voldaan.
bezwaargronden
5. Aan het bezwaar heeft klaagster - kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd. Klaagster voldoet aan alle vereisten om in aanmerking te komen voor versnelde bevordering naar schaal 7 en vervolgens 8. In dit geval dient het vereiste van een cheffunctie met minimale waardering op schaal 10 buiten toepassing te blijven, omdat dit inbreuk maakt op klaagsters fundamentele (grond)rechten, discriminatoir van aard is en in strijd is met een aantal verdragsbepalingen. Thans heeft een ondergeschikte van klaagster een bezoldiging die gelijk is aan die van klaagster, hetgeen scheve verhoudingen binnen haar afdeling met zich brengt. Klaagster meent dat ook haar werkprestaties een versnelde bevordering rechtvaardigen. De bestreden beschikking kan volgens klaagster om deze redenen niet in stand blijven.
beoordeling
6. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder het verzoek van klager om versnelde bevordering naar de rang van adjunct-commies 1ste klasse (schaal 7) en vervolgens de rang van commies (schaal 8) terecht heeft afgewezen.
6.1
Vaststaat dat klaagster niet in het bezit is van een M.B.O. diploma. Op grond van de BRA (bijlage B) geldt voor de bevordering van klaagster naar de rang van adjunct-commies 1ste dat (i) de functie in kwestie op het niveau is van deze rang, (ii) zij minstens vier jaren in dienst heeft gebracht in de rang van adjunct-commies en (iii) er een vacature is. Deze vereisten zijn cumulatief van aard. De stelling van klaagster dat zij reeds per 1 juni 2016 is benoemd in de toen vacante functie van chef politiële bedrijfsvoering en daarom voor haar het vereiste van twee jaren in de rang van adjunct-commies heeft te gelden, is onjuist.
6.2
Wat betreft het beroep van klaagster op het beleid, geldt het volgende. Met dat beleid is een bevorderingsmogelijkheid in het leven geroepen voor ambtenaren die daar op grond van hun anciënniteit nog niet aan toe zijn. Het beleid mist een wettelijke grondslag en dient dus te worden aangemerkt als een buitenwettelijk begunstigend beleid. Het staat verweerder vrij om een buitenwettelijk begunstigend beleid te hanteren. In lijn met vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (vgl. de uitspraak van 8 maart 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV9383) overweegt het gerecht dat de bestuursrechter het bestaan en de inhoud van een dergelijk beleid als een gegeven dient te aanvaarden en dat de rechterlijke toetsing beperk is tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent en op goede gronden heeft toegepast. Dienaangaande wordt als volgt overwogen.
6.3
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat klaagster niet voldoet aan de voorwaarden voor de verzochte versnelde bevorderingen, zoals neergelegd in het beleid. Eén van die voorwaarden is immers dat door de ambtenaar een functie wordt bekleed die minimaal op het niveau van schaal 10 is gewaardeerd. Vaststaat dat de functie van chef politiële bedrijfsvoering maximaal op het niveau van schaal 8 is gewaardeerd. Los daarvan, heeft klaagster niet althans onvoldoende (met stukken) onderbouwd dat zij aan de andere opgenomen cumulatieve criteria (hoofdzakelijk belast zijn met beleid en tekenbevoegdheid) voldoet. Dat het beleid niet consistent wordt toegepast is gesteld noch gebleken.
6.4
Het betoog van klaagster dat het beleid discriminatoir van aard is dan wel strijdigheid oplevert met fundamentele (grond)rechten van klaagster en/of andere verdragsbepalingen, is onvoldoende onderbouwd. Nu dat anderszins ook niet gebleken, wordt ook dit betoog verworpen.
7. Nu geen van de door klaagster aangevoerde gronden van haar bezwaar doel treft, is het bezwaar ongegrond.
8. Voor toekenning van een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.