ECLI:NL:OGAACMB:2022:16

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AUA20213667
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorziening bij voorraad inzake inhouding salaris van politieambtenaar

In deze zaak heeft de verzoeker, een politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorziening bij voorraad. Dit verzoek volgde op een besluit van de Gouverneur van Aruba om zijn salaris met ingang van 30 september 2021 volledig in te houden, na een eerdere gedeeltelijke inhouding. De verzoeker was in voorlopige hechtenis genomen op verdenking van een misdrijf en betwistte de rechtmatigheid van de inhouding van zijn salaris. Tijdens de zitting op 12 januari 2022 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, voerde aan dat de verzoeker niet bevoegd was om dit verzoek in te dienen, aangezien er al een hoger beroep liep bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. De rechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeker wel degelijk recht had op een voorziening bij voorraad, omdat de inhouding van zijn salaris niet was gebaseerd op een rechtsgeldig ontslagbesluit.

De rechter heeft de argumenten van de verzoeker en de verweerder zorgvuldig afgewogen. De verzoeker stelde dat hij door de inhouding van zijn salaris niet in zijn levensonderhoud kon voorzien en dat dit onevenredig nadeel voor hem veroorzaakte, vooral omdat hij vier minderjarige kinderen had. De verweerder voerde aan dat de verzoeker niet ontvankelijk was, omdat hij geen bezwaarschrift had ingediend tegen het inhoudingsbesluit. De rechter concludeerde dat de verzoeker niet in zijn verzoek kon worden ontvangen, omdat hij niet tijdig een bezwaarschrift had ingediend tegen de inhouding van zijn salaris. De rechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad afgewezen, met de overweging dat er geen grond was voor een dergelijke voorziening.

Uitspraak

Uitspraak van 26 januari 2022
Gaza nr. AUA202103667

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonend te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 4 november 2021 heeft verweerder onder meer besloten het inkomen van verzoeker, met toepassing van artikel 89, eerste lid, tweede zinsdeel, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), met ingang van 30 september 2021 geheel in te houden (inhoudingslandsbesluit).
Verweerder is vanaf eind september 2021 feitelijk overgegaan tot volledige inhouding van het salaris van verzoeker.
Op 7 december 2021 heeft verzoeker zich tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld in raadkamer van 12 januari 2022. Verzoeker is verschenen (via videoverbinding) en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Verzoeker is als politieambtenaar werkzaam bij het Korps Politie Aruba (KPA).
1.2
Op 19 augustus 2021 is verzoeker in bewaring gesteld op verdenking van het plegen van een misdrijf.
1.3
Verweerder heeft het salaris van verzoeker over de periode van 19 tot en met
30 augustus 2021 voor één derde gedeelte (Afl. 1.902,83) ingehouden. Daartegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
1.4
Verweerder is vervolgens vanaf eind september 2021 feitelijk overgegaan tot volledige inhouding van het salaris van verzoeker.
1.5
Bij het inhoudingslandsbesluit heeft verweerder onder meer besloten om het inkomen van verzoeker met ingang van 30 september 2021 geheel in te houden.
1.6
Verzoeker bevindt zich nog steeds in voorlopige hechtenis in het Korrektie Instituut Aruba (KIA).
standpunten van partijen
2.1
Verzoeker kan zich niet verenigen met de volledige inhouding van zijn salaris en voert daartoe - kort samengevat - het volgende aan. Verzoeker ontkent het misdrijf waarvan hij wordt verdacht te hebben gepleegd. De strafrechter zal hem naar verwachting in ieder geval niet tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf veroordelen. Vanwege de volledige inhouding van zijn salaris kan hij niet in het levensonderhoud van zijn vier minderjarige kinderen voorzien. Verweerder had bij een deugdelijke belangenafweging niet tot die inhouding kunnen komen. Gelet hierop verzoekt verzoeker dat verweerder wordt bevolen om de (feitelijke) inhouding stop te zetten en zijn gehele salaris door te (blijven) betalen.
2.2
Verweerder voert - kort samengevat - een bevoegdheidsverweer aan en concludeert voor het overige tot afwijzing van het verzoek.
bevoegdheid
3. Verweerder betoogt dat de voorzieningsrechter in eerste aanleg niet bevoegd is om kennis te nemen van het onderhavige verzoek, nu verzoeker hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (Raad) tegen de beslissing in eerste aanleg over het bezwaar van verzoeker tegen zijn ontslaglandsbesluit van 1 april 2019 (ontslaglandsbesluit). Volgens verweerder had verzoeker daarom bij de Raad een voorziening bij voorraad procedure aanhangig moeten maken.
Dit betoog faalt om de volgende reden. Het ontslagbesluit heeft niet geleid tot feitelijke stopzetting van verzoekers salaris, zodat verzoeker in dat verband geen voorziening bij voorraad behoefde. Over de feitelijke inhouding van het salaris van na eind september 2021, welke inhouding gebaseerd is op het inhoudingslandsbesluit, loopt geen procedure bij de Raad. Van onbevoegdheid van de voorzieningsrechter in eerste aanleg om kennis te nemen over het onderhavige verzoek is dus geen sprake.
voorziening bij voorraad
4.1
Ingevolge artikel 35, eerste lid van de La kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of
dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, vervalt de uitspraak op een zodanig verzoekschrift indien niet binnen acht dagen nadien een bezwaarschrift, betreffende de hoofdzaak, bij het gerecht is ingediend.
4.2
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker tegen het inhoudingslandsbesluit noch tegen de feitelijke inhouding op zijn salaris vanaf eind september 2021 een bezwaarschrift bij het gerecht heeft ingediend. De termijn waarbinnen dat diende te gebeuren is inmiddels verstreken, zodat zowel het inhoudingslandsbesluit als die feitelijke inhouding onherroepelijk zijn geworden. Dit betekent dat niet is voldaan aan de op basis van artikel 94, eerste lid, van de La geldende connexiteitsvereiste. Weliswaar biedt artikel 84, vierde lid, van de La aan verzoeker de mogelijkheid om eerst nadat uitspraak op een verzoek om een voorziening bij voorraad is gedaan een bezwaarschrift in de hoofdzaak in te dienen, maar wegens de hierboven genoemde termijnoverschrijding zal dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningsrechter in dit geval leiden tot nietontvankelijkverklaring van dat bezwaar. Anders dan verzoeker betoogt, heeft zijn bezwaarschrift tegen de inhouding van één derde deel van zijn salaris vanaf 19 augustus 2021 niet tevens te gelden als een bezwaarschrift tegen de gehele inhouding daarvan vanaf eind september 2021, nu het om verschillende inhoudingen gaat met verschillende grondslagen.
5. Gelet hierop bestaat geen grond voor het treffen van een voorziening bij voorraad.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht
wijsthet verzoek
af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter, en uitgesproken in raadkamer op woensdag, 26 januari 2022, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ingevolge het bepaalde in artikel 94, lid 4, Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open.