ECLI:NL:OGAACMB:2021:97

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
SXM202100789-GAZ 28/2021
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen onvolledige uitvoering van schikkingsovereenkomst betreffende bevordering van ambtenaar

In deze zaak heeft klaagster bezwaar aangetekend tegen het Landsbesluit van 3 mei 2021, waarin geen volledige uitvoering is gegeven aan een eerder gesloten schikkingsovereenkomst over haar bevordering. Klaagster, werkzaam bij het Ministerie van Justitie van Sint Maarten, was per 25 juli 2011 in dienst getreden en was in 2016 retroactief bevorderd tot Agent van Politie. Echter, de schikkingsovereenkomst, die in februari 2020 werd ondertekend, regelde ook een bevordering tot Brigadier van Politie per 1 februari 2016, wat niet in het bestreden Landsbesluit was opgenomen. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bestreden besluit onvolledig is en dat verweerder de overeengekomen bevordering in een aanvullend Landsbesluit moet vastleggen. Tijdens de zitting heeft verweerder aangegeven dat er een concept Landsbesluit klaar ligt voor de correcte benoeming van klaagster. Het gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard, het bestreden Landsbesluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval verweerder niet tijdig beslist, en is verweerder veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan klaagster.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202100789- GAZ 28/2021
Datum: 29 november 2021
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klaagster],
klaagster,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
DE GOUVERNEUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.A.M. BRANDON,

1.Aanduiding bestreden besluit

Het Landsbesluit van 3 mei 2021 waarbij is bepaald dat aan het Landsbesluit van 15 juni 2016 van klaagster, artikel 4 wordt toegevoegd inhoudende dat het Landsbesluit in werking treedt met ingang van de dag van dagtekening en terug werkende kracht heeft tot en met 1 februari 2013.

2.Het procesverloop

Op 15 juni 2021 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een bezwaarschrift (met producties) ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 15 november 2021. Klaagster is bij gemachtigde voornoemd verschenen die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft overgedragen en voorgelegd. Namens verweerder is gemachtigde voornoemd verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1.
De volgende feiten staan vast.
- Klaagster is per 25 juli 2011 in dienst getreden bij het Ministerie van Justitie van Sint Maarten als trainee voor de duur van de opleiding van de Buitengewone agent van politie (Bavpol opleiding).
- Bij Landsbesluit van 15 juni 2016 is klaagster ingaande 1 februari 2015 retroactief bevorderd in de functie van Basis Politiezorg bij het Korps Politie Sint Maarten en is de rechtspositie van klaagster vastgesteld, met bezoldiging in schaal 5p trede 1 ad NAf 3.120,-- plus Bovenwindse toelage ad 16.3% per maand.
- Bij uitspraak van 8 mei 2017 heeft dit Gerecht het Landsbesluit van 15 juni 2016, voor zover het artikel 4 betreft, nietig verklaard.
- Bij brief van 11 februari 2020 is door de voormalige Minister van Justitie een schikkingsovereenkomst aan klaagster aangeboden, welke door beide partijen is ondertekend, inhoudende bevordering per 1 februari 2013 tot Agent van Politie alsmede bevordering per 1 februari 2016 tot Brigadier van Politie.
- Bij brief van 28 augustus 2020 heeft klaagster de Minister van Justitie gevraagd om gevolg te geven aan hetgeen is overeengekomen in de schikkingsovereenkomst.
- Tegen het uitblijven van een beslissing op dit verzoek heeft klaagster een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht.
- Haar bezwaarschrift is bij uitspraak van 10 mei 2021 gegrond verklaard, waarbij verweerder is opgedragen om binnen vier weken te beslissen op het verzoek van klaagster. Als gevolg hiervan heeft verweerder de hierna te noemen beschikking van 3 mei 2021 genomen.
- Bij beschikking van 3 mei 2021 heeft verweerder het volgende besloten:
• Aan het Landsbesluit van 15 juni 2016 met nummer LB-16/0474, wordt een artikel 4 toegevoegd dat als volgt luidt: Dit Landsbesluit treedt inwerking met ingang van de dag van dagtekening en werkt terug tot en met 1 februari 2013.
3.2.
In het onderhavige bezwaar voert klaagster- samengevat en voor zover van belang- het volgende aan. Verweerder heeft geen volledig uitvoering gegeven aan de schikkingsovereenkomst nu verweerder geen beslissing heeft genomen omtrent de bevordering van klaagster tot Brigadier van Politie per 1 februari 2016 in schaal 6p. Het bestreden besluit is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Aan verweerder dient dus te worden opgedragen klaagster in de rang van brigadier van politie te bevorderen per 1 februari 2016.
3.3
Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat het Landsbesluit van 3 mei 2021 zal worden ingetrokken en dat een concept Landsbesluit klaar ligt met de correcte benoeming c.q. bevordering van klaagster als brigadier van politie met terugwerkende kracht tot 1 februari 2016.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 35 van de Rar bepaalt dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgende door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden, waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
4.2.
Het bestreden Landsbesluit van 3 mei 2021, no. 21/0082, zo blijkt uit de tekst en zo heeft verweerder ter zitting bevestigd, dient ter vastlegging van hetgeen is overeengekomen in de schikkingsovereenkomst afkomstig van de toenmalige Minister van Justitie en ter uitvoering van de uitspraak van dit Gerecht van 8 mei 2017.
4.3.
Gelet op rechtsoverweging 4.2. stelt het Gerecht vast dat het bestreden Landsbesluit een onvolledig besluit betreft. Immers, het bestreden Landsbesluit corrigeert het Landsbesluit van 15 juni 2016 slechts op één aspect, de ingangsdatum van de bevordering in de functie medewerker Basis Politiezorg in de rang van Agent van Politie. Het Gerecht overweegt dat de voornoemde schikkingsovereenkomst tevens de bevordering tot Brigadier van Politie per 1 februari 2016 regelt. Hierover is niets terug te vinden in het bestreden Landsbesluit, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat het bestreden Landsbesluit een onvolledig besluit is. Verweerder dient de overeengekomen bevordering tot Brigadier van Politie per 1 februari 2016 in een (aanvullend) Landsbesluit vast te leggen.
4.4.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is. Verweerder zal dienen te beslissen en volledige uitvoering dienen te geven aan de schikkingsovereenkomst, zoals zij beoogt. Nu verweerder heeft aangegeven dat een concept landsbesluit klaar ligt waarbij het Landsbesluit van 3 mei 2021 zal worden ingetrokken en niet in geschil is dat het Landsbesluit van 3 mei 2021 nog andere correcties behoeft, zal het Gerecht dit Landsbesluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
4.5.
Het Gerecht ziet aanleiding om een dwangsom op te leggen als hierna te bepalen. Deze dwangsom is hoger dan gebruikelijk omdat de wijze waarop verweerder met het dossier van klaagster tot op heden is omgegaan, daartoe noopt. Het Gerecht acht hierbij van belang dat de uitspraak van dit Gerecht dateert van 8 mei 2017, de schikkingsovereenkomst van 11 februari 2020 en dat dit Gerecht het beroep tegen de fictieve weigering gegrond heeft verklaard bij uitspraak van 10 mei 2021. Het Gerecht zal aan verweerder een termijn van vier weken geven om alsnog een besluit te nemen.
4.6.
Het Gerecht acht voorts termen aanwezig om te bepalen dat verweerder aan klaagster een bedrag betaalt als vergoeding van door klaagster gemaakte proceskosten. Deze worden naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht bepaalt op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling.

5.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
5.1.
verklaart het bezwaar gegrond;
5.2.
vernietigt het bestreden Landsbesluit van 3 mei 2021;
5.3.
draagt verweerder op om binnen vier (4) weken na dagtekening van deze uitspraak te volledig te voldoen aan de schikkingsovereenkomst van 11 februari 2020;
5.4.
bepaalt voorts dat indien verweerder na afloop van vorenbedoelde termijn van vier weken nog niet heeft beslist, hij ten laste van het Land Sint Maarten een dwangsom verbeurt van US$ 400,-- per dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) tot een maximum van US$ 30.000,--;
5.5.
veroordeelt verweerder tot vergoeding aan klaagster van een bedrag van NAf 1.400,-- voor de kosten van deze procedure.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 29 november 2021.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.