ECLI:NL:OGAACMB:2021:91

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202100281
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek medische behandeling in het buitenland

In deze zaak heeft appellante, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om medische behandeling in het buitenland door het Uitvoeringsorgaan van de Algemene Ziektekostenverzekering (AZV). De afwijzing vond plaats bij beschikking van 10 juni 2019, die later werd gehandhaafd bij een bestreden beschikking op 16 december 2020. Appellante heeft op 27 januari 2021 beroep ingesteld, waarna verweerder op 22 maart 2021 een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 21 juni 2021.

De rechter overweegt dat volgens artikel 11 van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering een verzekerde recht heeft op noodzakelijke medische hulp, mits deze op verwijzing van de huisarts wordt verleend. Artikel 25 van dezelfde verordening bepaalt dat het Uitvoeringsorgaan de verzekerde moet behandelen in een instelling die de minste kosten met zich meebrengt, indien de behandeling niet in Aruba kan plaatsvinden. Appellante had verzocht om behandeling in het Radboud Ziekenhuis in Nederland, maar dit verzoek werd afgewezen.

De rechter concludeert dat de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd is. Appellante had voorafgaand aan de behandeling toestemming gevraagd, maar deze was afgewezen. De rechter oordeelt dat de afwijzing van het verzoek onterecht was, omdat niet is aangetoond dat de behandeling in Aruba kon worden verwezenlijkt. Het beroep wordt gegrond verklaard, de bestreden beschikking wordt vernietigd en verweerder moet binnen drie maanden een nieuwe beslissing nemen op het bezwaar van appellante. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Afl. 1.400,- en de teruggave van Afl. 25,- aan appellante.

Uitspraak

Uitspraak van 13 september 2021
Lar nr. AUA202100281

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellante],

wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:

HET UITVOERINGSORGAAN VAN DE ALGEMENE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. S.E. van Spall (AZV).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 juni 2019 heeft verweerder het verzoek van appellante omtrent medische behandeling in het buitenland afgewezen.
Bij beschikking van 16 december 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de beschikking van 10 juni 2019, onder aanvulling van de motivering daarvan, gehandhaafd.
Daartegen heeft appellante op 27 januari 2021 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 22 maart 2021 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2021, waar partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge artikel 11 van de Landsverordening algemene ziektekostenverzekering (hierna: de Lv AZV), voor zover thans van belang, heeft een verzekerde aanspraak op door een medisch specialist te verlenen, voor hem noodzakelijke genees- en heelkundige hulp, wat betreft de omvang en de vorm bepaald door hetgeen in de kring van de beroepsgenoten gebruikelijk is, een en ander voor zover de zorg wordt verleend op verwijzing door de huisarts op wiens naam betrokkene bij het uitvoeringsorgaan is ingeschreven.
Ingevolge artikel 25, eerste lid, doet het Uitvoeringsorgaan de verzekerde behandelen in een instelling in één van de landen Nederland, de Verenigde Staten van Noord-Amerika, Colombia of Venezuela, die voor het Fonds de minste kosten met zich brengt, indien door het Uitvoeringsorgaan is vastgesteld dat de aanspraak van een verzekerde op een behandeling niet in Aruba verwezenlijkt kan worden. Het regelt vervolgens al de organisatorische en financiële aspecten van de reis, het verblijf en de behandeling in de door het Uitvoeringsorgaan aangewezen instelling.
2. Bij brief van 5 juni 2019 heeft de behandelend KNO-arts van appellante verweerder namens appellante verzocht om haar een medische behandeling in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen, Nederland, te laten ondergaan. Aan dat verzoek is ten grondslag gelegd dat appellante in het verleden een soortgelijke behandeling in die medische instelling heeft ondergaan en dat appellante ten tijde van het indienen van het verzoek reeds in Nederland verblijft.
Verweerder heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat de beschikking van 10 juni 2019, gehandhaafd bij de bestreden beschikking, strekt tot afwijzing van voormeld verzoek van appellante van 5 juni 2019 om toestemming voor een medische behandeling in Nederland, derhalve dat daarbij niet beslist is omtrent een eventuele kostenvergoeding.
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat appellante in dit geval geen aanspraken kan ontlenen aan artikel 25, eerste lid, van de LAZV, nu hiervoor toestemming voorafgaand aan de behandeling vereist is. Appellante heeft de medische behandeling tussen 11 juni 2019 en 22 augustus 2019 ondergaan en daarmee verweerder voor een voldongen feit geplaatst, aldus verweerder bij de bestreden beschikking.
3. Appellante betoogt dat verweerder het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Daartoe voert zij aan dat zij voorafgaand aan de medische behandeling in het buitenland om toestemming daarvoor heeft verzocht en dat de vereiste medische behandeling niet in Aruba kon worden verwezenlijkt. Dat laatste valt volgens appellante af te leiden uit het verzoek van de behandelend KNO-arts.
4. Appellante heeft voorafgaand aan de medische behandeling in het buitenland daarvoor aan verweerder toestemming verzocht, welk verzoek verweerder eveneens voorafgaand aan de medische behandeling heeft afgewezen (zie hiervoor onder 2). De enkele omstandigheid dat appellante ten tijde van het verzoek reeds in het buitenland verbleef, overigens om andere redenen dan om een medische behandeling te ondergaan, zo is door appellante onweersproken gesteld, brengt niet met zich dat appellante reeds om die reden geen aanspraak op medische behandeling in het buitenland aan artikel 25, eerste lid, van de Lv AZV kan ontlenen. Die bepaling strekt ertoe dat – mede met het oog op de vergoeding van kosten achteraf – voorafgaand aan een medische behandeling in het buitenland om toestemming daarvoor wordt verzocht, niet dat die toestemming vanuit Arubaans grondgebied dient te worden verzocht, anders dan op welk standpunt verweerder zich ter zitting heeft gesteld.
Voorts bepaalt artikel 25, eerste lid, van de Lv AZV dat verweerder de desbetreffende verzekerde doet behandelen in een medische instelling in onder meer Nederland, indien door verweerder is vastgesteld dat de aanspraak van die verzekerde op een behandeling niet in Aruba verwezenlijkt kan worden. Uit de bestreden beschikking valt evenwel niet af te leiden dat en waarom verweerder zich op het standpunt stelt dat de aanspraak van appellante op de verzochte medische behandeling in Aruba verwezenlijkt kan worden. Gelet hierop, is de bestreden beschikking onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Het betoog slaagt.
5. Het beroep is gegrond. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
6. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 1.400,-.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-;
- gelast teruggave aan appellante van het door haar betaalde bedrag van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op 13 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.