ECLI:NL:OGAACMB:2021:87

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
AUA202002964
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) inzake waarnemerstoelage

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 13 september 2021 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een ambtenaar, hierna klaagster genoemd, tegen besluiten van de Minister van Toerisme, Volksgezondheid en Sport. Klaagster had eerder bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van 21 augustus 2019 en een ministeriële beschikking van 2 september 2019, waarbij haar rol als waarnemer en de bijbehorende waarnemerstoelage werden vastgesteld. Het gerecht had in een eerdere uitspraak van 29 juni 2020 het bezwaar van klaagster gegrond verklaard en verweerders opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beschikken over de vastlegging van klaagster als waarnemer voor het jaar 2016 en de waarnemerstoelage.

Klaagster diende op 20 november 2020 een nieuw bezwaarschrift in, waarop het gerecht de zaak ter zitting heeft behandeld. Tijdens de zitting waren klaagster en haar gemachtigde aanwezig, evenals de gemachtigden van de verweerders. Het gerecht overwoog dat de verweerders, hoewel buiten de gestelde termijn, alsnog een nieuwe beslissing hadden genomen naar aanleiding van de eerdere uitspraak. Hierdoor had klaagster geen belang meer bij de beoordeling van het bezwaarschrift, aangezien zij de nieuwe besluiten kon aanvechten door daartegen opnieuw bezwaar te maken.

Het gerecht concludeerde dat het bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk was. De rechter verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en gaf instructies voor het indienen van een hoger beroep, waarbij geen griffierecht verschuldigd was. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en vond plaats in het openbaar op 13 september 2021.

Uitspraak

Uitspraak van 13 september 2021
Gaza nr. AUA202002964

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaarschrift ex artikel 96 van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. M.R.M. Reinkemeyer,
tegen:

1. De GOUVERNEUR VAN ARUBA,

2. DE MINISTER VAN TOERISME, VOLKSGEZONDHEID EN SPORT,
zetelend te Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 29 juni 2020 (Gaza nr. 201903372), is het bezwaar van klaagster gericht tegen het landsbesluit van 21 augustus 2019, waarbij verweerder sub 1 heeft besloten om vast te leggen dat klaagster voor het jaar 2015 en de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 aangewezen was om bij afwezigheid, belet of ontstentenis van de ambtenaar belast met de leiding bij de Veterinaire Dienst van de Directie Volksgezondheid (DVG), als eerste waarnemer op te treden en tegen de ministeriële beschikking van 2 september 2019 waarbij verweerder sub 2 heeft besloten om aan klaagster een waarnemerstoelage toe te kennen, gegrond verklaard. In voornoemde uitspraak is verweerders opgedragen om met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, binnen drie maanden na de uitspraak opnieuw te beschikken ten aanzien van de vastlegging van klaagster als waarneemster over het jaar 2016 en over de waarnemerstoelage.
Klaagster heeft op 20 november 2020 een bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en advocaat mr. H.S. Croes, en verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de La is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Ingevolge het derde lid van dit artikel veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerders bij landsbesluit van 11 november 2020 en bij ministeriële beschikking van 19 november 2020 alsnog naar aanleiding van de uitspraak van het gerecht van 29 juni 2020 een nieuwe beslissing hebben genomen.
3. Nu, zij het buiten de daarvoor gegeven termijn, verweerders een nieuwe beslissing hebben genomen en derhalve alsnog uitvoering hebben gegeven aan de uitspraak van het gerecht van 29 juni 2020, heeft klaagster geen belang meer bij een beoordeling van het onderhavige bezwaarschrift. Klaagster kan immers de juistheid van het landsbesluit van 11 november 2020 en de ministeriële beschikking van 19 november 2020 aanvechten door daartegen bezwaar te maken bij het gerecht, hetgeen klaagster inmiddels ook bij bezwaarschrift van 18 december 2020 heeft gedaan.
4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk is.
5. Gegeven deze beslissing bestaat voor een proceskostenveroordeling geen wettelijke grondslag.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 13 september 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.