In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van de klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die haar was opgelegd. De klaagster, werkzaam als gevangenisinrichtingswerker bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, kreeg op 27 oktober 2020 een disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van haar salaris ter hoogte van Afl. 1.000,-. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat zij op 4 augustus 2019 haar werkzaamheden niet naar behoren had uitgevoerd, wat resulteerde in de ontsnapping van een gedetineerde. De klaagster maakte bezwaar tegen deze straf en voerde aan dat er sprake was van onderbezetting en dat zij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de ontsnapping.
De zaak werd behandeld op 31 mei 2021, waarbij zowel de klaagster als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechter oordeelde dat de klaagster zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, ondanks de onderbezetting. De rechter benadrukte dat van de klaagster verwacht mocht worden dat zij, ook onder moeilijke omstandigheden, haar taken adequaat vervulde. De rechter concludeerde dat de klaagster haar post had verlaten, waardoor zij geen zicht meer had op de gedetineerden, wat als plichtsverzuim werd aangemerkt. Het bezwaar van de klaagster werd ongegrond verklaard.
De uitspraak werd gedaan op 20 september 2021 door mr. M.E.B. de Haseth, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechter gaf instructies voor het indienen van het hogerberoepschrift, inclusief de vereisten voor ondertekening en indiening.