In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 1 februari 2021 uitspraak gedaan over de schorsing van een ambtenaar, klaagster, die sinds 3 augustus 2017 in haar ambt was geschorst. De schorsing was opgelegd door de Gouverneur van Aruba in afwachting van een beslissing over een disciplinaire procedure wegens vermeend plichtsverzuim. Klaagster had herhaaldelijk verzocht om opheffing van de schorsing, maar er was geen beslissing genomen, ondanks een eerdere uitspraak van het gerecht die verweerder opdroeg om binnen drie maanden te beslissen. Klaagster voerde aan dat zij onevenredig nadeel ondervond door de schorsing en dat het belang van de dienst niet langer vorderde dat zij geschorst bleef.
Tijdens de zitting op 30 november 2020 heeft verweerder aangegeven dat er geen disciplinaire straf zou worden opgelegd en dat deze beslissing op korte termijn zou worden geformaliseerd. Het gerecht oordeelde dat, gezien de lange duur van de schorsing en het feit dat het bevoegd gezag geen reden meer zag voor de schorsing, het niet langer gerechtvaardigd was om klaagster in haar ambt geschorst te houden. Het bezwaar van klaagster werd gegrond verklaard en het schorsingsbesluit werd vernietigd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.