ECLI:NL:OGAACMB:2021:63

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
AUA202002931
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen het uitblijven van een beslissing op een bevorderingsverzoek in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, op 23 april 2020 een verzoek ingediend om bevordering naar schaal 7 met terugwerkende kracht naar 1 september 2017. Klager heeft eerder, op 6 april 2018, ook al een verzoek tot bevordering ingediend, maar verweerder heeft tot op heden geen beslissing genomen op deze verzoeken. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing en het gerecht heeft de zaak op 3 mei 2021 behandeld. Verweerder heeft geen contramemorie ingediend en heeft zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Het gerecht heeft vastgesteld dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat verweerder geen beslissing heeft genomen binnen een redelijke termijn. De rechter heeft overwogen dat de weigering om te beslissen niet als een afwijzende beschikking kan worden gekwalificeerd, en dat klager recht heeft op een beslissing op zijn verzoek. De rechter heeft verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager.

Uitspraak

Uitspraak van 14 juni 2021
Gaza nr. AUA202002931

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 23 april 2020 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 september 2017 te bevorderen naar schaal 7.
Tegen het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek heeft klager op 18 november 2020 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft geen contramemorie ingediend, noch de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2021. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Klager heeft op 17 mei 2021 bij akte stukken overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalt - voor zover van belang - dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat weigeringen om te beschikken of te handelen ten aanzien van de ambtenaar als zodanig door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
1.2
Artikel 41, eerste lid, van de La, bepaalt dat het bezwaarschrift tegen een weigering wordt ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen is weigering uitgesproken is.
Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
1.3
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad (vgl. RvBAz 29 juni 2012, ECLI:NL:ORBANAA:2012:BX4891) is sprake van een redelijke tijd zoals bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de La, na verloop van tussen de vier maanden en een jaar na het indienen van het verzoek, afhankelijk van de ingewikkeldheid van het verzoek en de bekendheid van het beschikkend orgaan met de desbetreffende materie.
1.4
Nu verweerder geen beslissing heeft genomen op het op 23 april 2020 ingediend verzoek van klager mocht hij, gelet op de aard van dat verzoek, ten tijde van het indienen van zijn bezwaarschrift aannemen dat verweerder heeft geweigerd op zijn verzoek te beslissen. Klager heeft immers al bij brief van 6 april 2018 verzocht om bevorderd te worden, zodat verweerder geacht moet worden bekend te zijn met de desbetreffende materie. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden weigert om op het bevorderingsverzoek van klager te beslissen. Het gerecht neemt bij de inhoudelijke beoordeling het volgende in aanmerking.
De feiten
3.1
Klager is met ingang van 1 september 2009 geplaatst in de functie van controleur bij de afdeling Hygiënische dienst van de Directie Volksgezondheid.
3.2
Bij brief van 6 april 2018 heeft klager verzocht om een bevordering naar schaal 7 met ingang van 1 september 2017. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“ (…)
- dat [de] functie van controleur [bij] de Hygiënische dienst is gewaardeerd op het niveau van schaal 9.
- dat hij zijn werkzaamheden steeds tot volle tevredenheid van zijn directe chef heeft verricht en hierop nooit enige aan- of opmerkingen heeft gekregen van de leiding (…).
(…) dat hij in aanmerking komt voor de volgende bevordering per 1 september 2017 schaal 7. (…)”
3.3
Bij Landsbesluit van 3 augustus 2020 no. 6, is klager met ingang van 1 november 2017 (1) overgeplaatst van de Directie Volksgezondheid naar het Bureau Guarda Nos Costa, (2) ontheven uit de functie van controleur en (3) aangesteld in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht.
3.4
Bij brief van 23 april 2020 heeft klager, via zijn gemachtigde, nogmaals verzocht om met ingang van 1 september 2017 te worden bevorderd naar schaal 7.
Beoordeling
4.1
Nu verweerder nog altijd niet inhoudelijk op klagers verzoek heeft beslist, is het bezwaar gegrond. Het gerecht verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009: BK9368, waaruit volgt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is dus een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming.
4.2
Dat klager – zoals hij stelt – aanspraak maakt op de door hem verzochte bevordering, staat nog niet vast, nu in deze procedure niet is komen vast te staan dat hij voldoet aan alle bevorderingseisen. Verweerder zal derhalve alsnog een (reële) beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
5. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen.
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.