ECLI:NL:OGAACMB:2021:60

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
AUA202002684
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van ontslag wegens ambtelijke omkoping en diefstal

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 24 mei 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf van ontslag. Klager was ambtenaar bij Guarda Nos Costa en werd op 7 mei 2020 veroordeeld voor ambtelijke omkoping en diefstal. De feiten die aan de veroordeling ten grondslag lagen, werden door verweerder terecht gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim. Klager had zich schuldig gemaakt aan het aannemen van steekpenningen en bedrog, wat het vertrouwen in zijn ambt ernstig heeft beschadigd. Verweerder heeft op basis van artikel 83 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, met onmiddellijke ingang. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het gerecht oordeelde dat de opgelegde straf in verhouding stond tot het gepleegde plichtsverzuim. De rechter concludeerde dat er geen gronden waren voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het bezwaar ongegrond. Klager kan tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 24 mei 2021
GAZA nr. AUA202002684

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 15 juli 2020 no. 13 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klager met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van ontslag opgelegd, met onmiddellijke ingang, en subsidiair, voor zover voormelde ontslaggrond komt te vervallen, aan klaagster, met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, van de Lma, eervol ontslag verleend, met ingang van vijf dagen na dagtekening van dit landsbesluit.
Tegen dit landsbesluit heeft klager op 17 augustus 2020 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 13 januari 2021 een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 12 april 2021. Verweerder is bij zijn gemachtigde voornoemd verschenen. Klager is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
1.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
1.3
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
Ingevolge het vierde lid kan bij het opleggen van een straf worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien betrokkene zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn, welke die van twee jaren niet te boven mag gaan, niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaats vindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
1.4
Ingevolge artikel 85, eerste lid, wordt de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.
1.5
Ingevolge artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, kan buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Het tweede lid bepaalt – voor zover hier van belang – dat het ontslag niet vroeger kan ingaan, dan de dag, volgende op die, waarop de reden voor het ontslag voor het eerst geconstateerd is en door of namens het bevoegde gezag aan de betrokkene is medegedeeld.
De feiten
2.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij Guarda Nos Costa (GNC).
2.2
Bij brief van 1 februari 2019 bericht het hoofd Beleid en Strategie van het Openbaar Ministerie (OM) het Departamento Recurso Humano (DRH) het volgende:
“(…)
Betrokkene wordt verdacht van het (vermoedelijk) plegen van het/de volgende misdrij(f)/(ven):
1. Als ambtenaar het aannemen van steekpenningen;
2. Bedrog;
(…)
Betrokkene is op 5 september 2018 in verzekering gesteld. Na het aflopen van de inverzekeringstelling werd hij op 15 september 2018 in vrijheid gesteld. Het strafrechtelijk onderzoek is nog gaande en wordt verder uitgevoerd door het KPA.
Betrokkene heeft de/het (vermoedelijk(e)) gepleegde feit(en) begaan tijden het uitvoeren van zijn functie als ambtenaar bij Guarda Nos Costa.
(…)”.
2.3
Bij brief van 27 maart 2019 stelt verweerder klager in de gelegenheid om zich te verantwoorden. Verweerder schrijft onder andere:
“(…)
U wordt verweten dat u zich vermoedelijk schuldig heeft gemaakt aan het aannemen van steekpenningen en bedrog. Uit het strafdossier blijkt dat u vermoedelijk Afl. 2000,= heeft aangenomen van vreemdelingen met een illegaal status op Aruba, en die voor controle worden meegenomen naar Guarda Nos Costa, om hen zodoende niet uit Aruba te laten verwijderen. Nadat de personen in kwestie waren vrijgelaten moesten zij U een geldbedrag van Afl. 2000,= betalen om hun paspoorten terug te krijgen.
(…)”.
2.4
Bij landsbesluit van 27 maart 2019 no. 24 heeft verweerder besloten om klager met ingang van de dag na dagtekening van het landsbesluit in zijn ambt te schorsen tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
2.5
Klager heeft bij brief van 14 mei 2019 van de hem geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
2.6
Bij vonnis van 7 mei 2020 is klager strafrechtelijk veroordeeld voor het medeplegen van het als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten (gepleegd op een of meer tijdstippen in de maand maart 2017), en voor diefstal, tezamen en in vereniging (gepleegd op 5 januari 2018). Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf voorde duur van twee maanden, waarbij is bepaald dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proefperiode van twee jaren aan
een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Klager is voorts veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van tweehonderdenveertig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis. Klager heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld.
2.7
Bij advies van 11 juni 2020 heeft het DRH verweerder geadviseerd om klager met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, van de Lma de disciplinaire straf van ontslag op te leggen, dan wel met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, van de Lma eervol ontslag te verlenen wegen functionele ongeschiktheid.
2.8
Bij het bestreden landsbesluit is klager, conform voornoemd advies van het DRH, ontslagen.
De beoordeling
3. Vast staat dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van 7 mei 2020 is veroordeeld voor ambtelijke omkoping en diefstal. Verweerder heeft de feiten waarvoor klager is veroordeeld is, terecht als ernstig plichtsverzuim gekwalificeerd. Aan een ambtenaar mogen zeker hoge eisen worden gesteld wat de integriteit en betrouwbaarheid betreft. Verweerder heeft zich dan ook op goede gronden op het standpunt kunnen stellen dat klager met zijn handelen het aanzien van zijn ambt en het vertrouwen in hem ernstig heeft beschadigd. Verweerder heeft dan ook aan het geconstateerde plichtsverzuim, gelet op de aard en de ernst ervan, de disciplinaire straf van ontslag mogen verbinden. Bij een veroordeling als hier aan de orde is klager niet te handhaven in overheidsdienst. Van onevenredigheid tussen de opgelegde straf en het verweten plichtsverzuim is dan ook geen sprake. De door klager bij bezwaar aangevoerde gronden, waaronder zijn stelling dat verweerder rekening had moeten houden met zijn persoonlijke situatie en zijn lange diensttijd werpen, onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
4. Het bezwaar is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen gronden aanwezig

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.