ECLI:NL:OGAACMB:2021:57

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
AUA202001675
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van bijzondere vrijstelling van dienst aan ambtenaren voor deelname aan de Nijmeegse Vierdaagse

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba geoordeeld over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de douanedienst, tegen een besluit van de Gouverneur van Aruba. Klager had verzocht om bijzondere vrijstelling van dienst (bvvd) voor deelname aan de Nijmeegse Vierdaagse, maar kreeg slechts vijf dagen bvvd toegewezen in plaats van de twaalf dagen die hij had aangevraagd. Klager stelde dat er een toezegging was gedaan door de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur, dat hij twaalf dagen bvvd zou ontvangen, en dat het besluit in strijd was met het vertrouwensbeginsel.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de minister in het verleden aan klager en zijn collega's twaalf dagen bvvd had verleend voor deelname aan de vierdaagse. De rechter oordeelde dat klager erop mocht vertrouwen dat deze praktijk zou worden voortgezet. De rechter concludeerde dat de minister geen duidelijke schriftelijke toezegging had gedaan voor de twaalf dagen bvvd, maar dat de eerdere praktijk en de communicatie van de minister klager een gerechtvaardigd vertrouwen gaven dat hij ook dit jaar twaalf dagen zou ontvangen.

Het Gerecht heeft het bezwaar van klager gegrond verklaard, het besluit van de Gouverneur vernietigd en bepaald dat de Gouverneur binnen twee maanden een nieuwe beslissing moet nemen op het verzoek van klager om toekenning van bvvd voor de duur van twaalf dagen. Tevens is de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klager.

Uitspraak

Uitspraak van 31 mei 2021
Gaza nr. AUA202001675

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 23 juni 2020 no. 25 (hierna: het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten aan klager vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden met behoud van inkomen te verlenen, van 15 juli 2019 tot en met 19 juli 2019 en hem met ingang van 20 juli 2019 in activiteit te herstellen.
Tegen het bestreden landsbesluit heeft klager op 15 juli 2020 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 13 januari 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 januari 2021. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

2.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij de douanedienst.
2.2
Bij brief van 1 februari 2019 heeft een collega van klager (collega X), voor zichzelf en drie andere collega’s die zouden deelnemen aan de vierdaagse, onder wie klager, de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur (hierna: de minister) verzocht om hen bijzondere vrijstelling van dienst (hierna: bvvd) te verlenen vanaf 13 juli 2019 tot en met 24 juli 2019 (twaalf dagen), voor het deelnemen aan de vierdaagse. In het verzoek staat onder meer het volgende:
“(…)
In de eerste instantie wil ik U, nogmaals vriendelijk benaderen met de mededeling, dat de toestemming dat, door Uwer ministerie, in het jaar 2018, via Korps Douane Aruba, werd verleend, voor vrijstelling van dienst, wegens bijzondere omstandigheden, met behoud van vol inkomen, voor het deelnemen aan de Wereld Beroemde Sport evenement, de Vierdaagse Loop van Nijmegen, hebben de deelnemers en ik zeer op prijs gesteld.
De douaneambtenaren, die in het jaar 2018 aan deze Wereld Beroemde Sport evenement, niet alleen hebben deelgenomen maar met succes voor de tweede, vierde, twaalfde en veertiende keer het eindpunt hebben bereikt, waren:
Dhr. [klager] (tweede keer)
Dhr. [collega Y] (vierde keer)
Dhr. [collega X] (twaalfde keer)
Dhr. [collega Z] (veertiende keer)
Gezien het succes van voorgaande jaren, het enthousiasme alweer onder de deelnemers (…) wil ik in naam van de deelnemers U (…) verzoeken om Uw bemiddeling te verlenen voor vrijstelling van dienst, vanaf 13 juli t/m 24 juli 2019 (12 bvvd) wegens bijzondere omstandigheden, met behoud van vol inkomen, voor het deelnemen aan bedoeld evenement, voor bedoelde deelnemers.
De reden waarom het verzoek is voor twaalf dagen is omdat wij tenminste één dag nodig hebben om te klimatiseren en i.v.m. tijdverschil (jetlag). Uit ervaring van voorgaande jaren lopen de deelnemers diverse verwondingen o.a. blaren en blessures op. Daarom verzoek om enkele dagen extra te blijven om van deze verwondingen/blessures te herstellen alvorens de vlucht terug naar Aruba te nemen.
De Arubaanse deelnemers vertrekken vanuit Aruba op vrijdag 12 juli en reizen terug naar Aruba op woensdag 24 juli 2019.
(…)”
2.3
Bij brief van 22 februari 2019 heeft de directeur van de douanedienst de minister geadviseerd om aan de deelnemers aan de vierdaagse, onder wie klager, de verzochte bvvd te verlenen. Op dit advies heeft de minister op 12 maart 2018 het volgende met de hand geschreven: “DRH cc DAD. Overigens geen bezwaar. BVVD conform beleid 5 maart 2019”.
2.4
Bij advies van 8 juni 2020 heeft de directeur van de Departamento Recurso Humano (DRH) de minister geadviseerd om aan klager bvvd te verlenen van 15 juli 2019 tot en met 19 juli 2019, waarbij is opgemerkt dat klager voor de resterende dagen vakantiedagen kan opnemen.
2.5
Bij bestreden landsbesluit van 23 juni 2020 is aan klager bvvd verleend van (maandag) 15 juli 2019 tot en met (vrijdag) 19 juli 2019.
2.6
De vierdaagse ging van start op dinsdag 16 juli 2019 en eindigde op vrijdag 19 juli 2019.
De standpunten van partijen
3.1
Klager is het niet eens met de beslissing om hem slechts vijf dagen bvvd te verlenen in plaats van de door hem verzochte twaalf dagen. Hij heeft ter onderbouwing daarvan aangevoerd dat hij net als in de voorgaande jaren twaalf dagen bvvd heeft verzocht om deel te kunnen nemen aan de Nijmeegse vierdaagse en dat de minister hem deze bvvd heeft toegezegd. Volgens klager is het apert in strijd met het vertrouwensbeginsel, het fair-play beginsel en het rechtzekerheidsbeginsel om ruim een jaar later anders te beslissen dan is toegezegd.
3.2
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag dat er in 2008 beleid is ingevoerd met betrekking tot bvvd in verband met sportontmoetingen, dat inhoudt dat aan de ambtenaar maximaal vijf aaneengesloten dagen bvvd in verband met een sportontmoeting kan worden verleend. In uitzonderlijke gevallen kan bvvd langer dan vijf dagen worden verleend. In het geval van de Nijmeegse vierdaagse is er geen sprake van een uitzonderlijk geval. Anders dan klager betoogt, is er geen sprake van een toezegging, aldus verweerder.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) kan vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden op daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de ambtenaar worden verleend in de gevallen waarin het in het tweede lid bedoelde gezag of de in dat lid bedoelde autoriteit oordeelt dat daartoe aanleiding bestaat. Deze vrijstelling van dienst wordt verleend voor de duur van ten hoogste drie maanden en kan geheel of gedeeltelijk in het buitenland worden doorgebracht.
Voor zover hier van belang wordt, ingevolge het tweede lid, indien de vrijstelling van dienst, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, voor geheel of gedeeltelijk verblijf in het buitenland wordt verleend, deze bij beschikking van het bevoegde gezag verleend.
Ingevolge het zesde lid, geschiedt, voor zover de vrijstelling van dienst, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, verleend is voor geheel of gedeeltelijk verblijf in het buitenland, herstel in activiteit na eindiging van de vrijstelling van dienst bij beschikking van het bevoegde gezag.
4.2
Het beleid van verweerder ter zake de toekenning van bvvd, zoals neergelegd in de circulaire van 17 november 2008, luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…)
1) Bvvd met behoud van inkomen in verband met sportontmoetingen wordt aan ambtenaren verleend met een maximum van 15 dagen (lees: kalenderdagen) per jaar, voorzover de dienst het toelaat. Maximaal kan per aanvraag aan een ambtenaar 5 aaneengesloten dagen bvvd met behoud van inkomen in verband met sportontmoeting worden verleend. Indien de sportontmoeting een duur heeft van meer dan 5 dagen, dan dient de ambtenaar voor de resterende dagen vakantie aan te vragen. In uitzonderlijke gevallen kan vrijstelling van dienst worden verleend aan ambtenaren voor een periode langer dan 5 dagen, doch met een maximum van 15 dagen per jaar. Desbetreffende aanvraag dient duidelijk gemotiveerd te zijn. Uitzonderlijke gevallen zijn bijvoorbeeld langdurige sportevenementen zoals:
- de Olympische spelen;
- de Pan-Amerikaanse spelen;
- de Zuid-Amerikaanse spelen (ODESUR);
- de Centraal Amerikaanse en Caribische Spelen (CAC-Games);
- de Koninkrijksspelen.
3) Bvvd wordt alleen verleend op de dag(en) van de wedstrijd(en), op reisdagen en eventueel op strikt noodzakelijke voorbereidingsdagen op de wedstrijdlocatie voorafgaand aan de wedstrijddag(en). Andere dagen moeten als vakantie worden aangevraagd. (…)”
De beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat de bevoegdheid van verweerder om aan een ambtenaar bvvd te verlenen van discretionaire aard is. Dit betekent dat verweerder een bepaalde mate van beleidsvrijheid heeft en de rechterlijke toetsing van besluiten waarbij een bestuursorgaan gebruik heeft gemaakt van haar discretionaire bevoegdheid terughoudend dient te zijn. Het gerecht overweegt dat de door verweerder gehanteerde beleidsregels niet kennelijk onredelijk zijn.
5.2
Klager betoogt dat de minister heeft toegezegd dat hem bvvd voor twaalf dagen zou worden verleend, en dat hij geen reden had om aan deze toezegging te twijfelen. Het gerecht zal voor de beoordeling van het beroep op het vertrouwensbeginsel het stappenplan hanteren zoals uiteengezet in de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept, namelijk de vraag of die uitlating en/of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging. Bij de tweede stap moet de vraag worden beantwoord of die toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Indien beide vragen bevestigend worden beantwoord, en er dus een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan worden gedaan, volgt de derde stap. In het kader van die derde stap zal de vraag moeten worden beantwoord of het gewekte vertrouwen moet worden nagekomen en, zo ja, wat de betekenis daarvan is voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid.
5.3.
Het gerecht is van oordeel, anders dan in het geval van bvvd over het jaar 2018 (zie uitspraak van 6 juli 2020; Gaza nr. AUA201902978), dat in hetgeen de minister op 1 maart 2019 op het advies heeft genoteerd geen duidelijke op schrift gestelde toezegging inhoudt dat aan de deelnemers aan de Nijmeegse Vierdaagse twaalf dagen bvvd zou worden verleend. Uit deze notitie blijkt ook niet dat aan klager vijf dagen bvvd zal worden verleend. Echter uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder in afwijking van het beleid in alle voorgaande jaren aan de deelnemers van de Nijmeegse Vierdaagse, waaronder klager, twaalf dagen bvvd heeft verleend. Klager heeft gelet hierop erop mogen vertrouwen dat aan hem, conform deze vaste praktijk, twaalf dagen bvvd zou worden toegekend voor zijn deelname aan de Nijmeegse Vierdaagse. Deze gedragingen kunnen verweerder worden toegerekend. Verweerder is ook gehouden dit opgewekte vertrouwen na te komen. Dit zou anders zijn als verweerder klager tijdig op de hoogte had gesteld dat in afwijking van voorgaande jaren slechts vijf dagen bvvd zou worden verleend. Verweerder heeft klager echter eerst op 16 augustus 2019, derhalve na de deelname aan de Nijmeegse Vierdaagse van 2019, op de hoogte gesteld dat aan hem vijf dagen bvvd zou worden verleend. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Nu klager inmiddels op de hoogte is dat verweerder in de toekomst strikt het bvvd-beleid op deelname van de Nijmeegse Vierdaagse zal gaan toepassen, kan klager zich voor de komende jaren niet meer met succes beroepen op het vertrouwensbeginsel. Voor de deelname van 2019 was hij hiermee echter nog niet bekend.
5.4
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar gegrond is en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Verweerder zal binnen twee maanden en met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen, een nieuwe beslissing op het verzoek van klager dienen te nemen.
6. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 700 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700, wegingsfactor 0,5).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
vernietigt het landsbesluit van 23 juni 2020 no. 25;
bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beslissing neemt op het verzoek van klager om toekenning van bvvd voor de duur van twaalf dagen;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 700,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.