In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 31 mei 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de douanedienst, tegen een landsbesluit van 27 juni 2019. Dit landsbesluit verleende klager vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden met behoud van inkomen voor een periode van zes dagen, terwijl klager twaalf dagen had verzocht om deel te nemen aan de Nijmeegse Vierdaagse. Klager stelde dat de minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur hem eerder had toegezegd dat hij twaalf dagen vrijstelling zou krijgen, en dat de beslissing om hem slechts zes dagen toe te kennen in strijd was met het vertrouwensbeginsel.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was gebeurd. Het gerecht heeft vervolgens het beroep op het vertrouwensbeginsel beoordeeld aan de hand van een stappenplan, zoals uiteengezet in eerdere rechtspraak. Het gerecht concludeerde dat de aantekening van de minister op het verzoek van klager inderdaad een toezegging inhield voor twaalf dagen vrijstelling. Deze toezegging kon aan verweerder worden toegerekend, aangezien de Douanedienst onder de minister valt en de minister verantwoordelijk is voor de voordracht aan verweerder.
Het gerecht oordeelde dat het vertrouwen dat bij klager was gewekt, moest worden nagekomen. De beslissing van verweerder om slechts zes dagen vrijstelling toe te kennen was in strijd met het vertrouwensbeginsel. Daarom verklaarde het gerecht het bezwaar gegrond, vernietigde het bestreden landsbesluit en droeg verweerder op om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen op het verzoek van klager om toekenning van twaalf dagen vrijstelling van dienst.