1.8Bij het ontslagbesluit is aan het ontslagvoornemen uitvoering gegeven.
2. Aan het ontslagbesluit heeft verweerster – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat klager op 7 juli 2017 in strijd met de waarheid in het systeem van de TO heeft vermeld dat hij op 30 mei 2017:
een tijdelijke verblijfsvergunning heeft afgegeven aan [persoon 1] en zijn echtgenote [echtgenote persoon 1] en hun paspoorten heeft voorzien van een toelatingstempel en een handtekening. Uit onderzoek is gebleken dat dit echtpaar op 21 september 2017 voor het eerst naar Curaçao is afgereisd, zodat die verblijfsvergunningen, toelatingstempel en handtekening niet op een eerdere datum aan hen in persoon konden zijn afgegeven;
de tijdelijke verblijfsvergunning van de zoon van [persoon 1], [zoon persoon 1] (de minderjarige), aan diens vader heeft afgegeven, alsook een toelatingstempel en een handtekening. Uit onderzoek is gebleken dat klager de tijdelijke verblijfsvergunning van de minderjarige, een toelatingstempel en een handtekening heeft afgegeven aan een andere vreemdeling, te weten [persoon 2], die niet de vader of wettige vertegenwoordiger van de minderjarige is.
verblijfsvergunningen heeft afgegeven aan personen die gerelateerd zijn aan [persoon 2], te weten zijn echtgenote [echtgenote persoon 2] en zijn dochters [dochter persoon 2] en [dochter persoon 2], terwijl deze personen op die datum niet in Curaçao zijn geweest, zodat die verblijfsvergunning onmogelijk aan hen in persoon konden zijn afgegeven.
Verweerster stelt zich op het standpunt dat deze gedragingen ernstig plichtsverzuim opleveren. Klager heeft daarmee niet alleen in strijd gehandeld met het Toelatingsbesluit, het vreemdelingenbeleid en de daarop betrekking hebbende interne procedurevoorschriften van de TO, ook de artikelen 45, 47 en 88 van de LMA heeft hij daarmee geschonden. Klager heeft met zijn gedragingen het vermoeden doen ontstaan dat hij met gebruikmaking van zijn functie ‘valsheid in geschrifte’ (als bedoeld in artikel 2:185 Sr) en ‘valse opgave doen in authentieke akte’ (als bedoeld in artikel 2:186 Sr) heeft gepleegd. Hij heeft opzettelijk misbruik gemaakt van zijn functie om de belangen van anderen te behartigen. Dit niet-integer gedrag behoort naar de mening van verweerster te worden gesanctioneerd met geen andere straf dan het strafontslag. Uit deze gedragingen blijkt ook dat klager ongeschikt of onbekwaam is voor zijn functie van Medewerker Intake. Daarnaast hebben deze gedragingen een zodanige vertrouwensbreuk doen ontstaan, dat niet van verweerster kan worden gevergd om het dienstverband langer te laten voortduren, aldus nog steeds verweerster.
3. Aan het bezwaar heeft klager – kort weergegeven – ten grondslag gelegd dat aan hem ten onrechte de disciplinaire straf van ontslag is opgelegd, nu geen sprake is van een door hem gepleegd ernstig plichtsverzuim. Immers heeft hij de aan hem verweten gedragingen niet bewust, opzettelijk of uit financieel gewin gedaan. Voor zover die gedragingen juist zijn, is er slechts sprake van door hem gemaakte fouten of slordigheid aan zijn kant veroorzaakt door werkdrukte. Daarnaast is het ontslagbesluit in strijd met het rechtzekerheidsbeginsel, omdat verweerster hem meer dan een jaar nadat het vermeende plichtsverzuim is vastgesteld het strafontslag heeft opgelegd. Ook is het ontslagbesluit in strijd met het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel. Een andere collega die wel strafrechtelijk is vervolgd, heeft geen strafontslag opgelegd gekregen. Klager is daarentegen niet strafrechtelijk vervolgd en wordt aldus te zwaar gestraft. Bovendien is onvoldoende rekening gehouden met de ernstige gevolgen van het ontslag voor klager. Hij zal elders geen werk kunnen krijgen. Klager betwist dat sprake is van ongeschiktheid of onbekwaamheid voor zijn ambt. Nu evenmin sprake is van vertrouwensbreuk, kan het ontslagbesluit volgens klager niet in stand blijven.
4. Het oordeel luidt als volgt.