2.1In afwijking van de carrièrelijn voor LBD-personeel (de carrièrelijn) is op 16 februari 2010 door de Raad van Ministers van het voormalige land de Nederlandse Antillen met ingang van de datum van de instelling van de LBD bij de Centrale Politiedienst tussen de functie van Medewerker Beveiliging (schaal 4-6) en Ploegleider Beveiliging (schaal 8) de tussenfunctie van Wachtcommandant Beveiliging (schaal 7) ingesteld (de afwijkende carrièrelijn). Voor zover hier van belang is daarbij bepaald dat de Wachtcommandant Beveiliging (de tussenfunctie), die na een tijdvak van ten hoogste drie jaren nog niet voldoet aan het functieprofiel van Ploegleider Beveiliging, maar heeft aangetoond over het potentieel te beschikken om door te groeien, met toepassing van artikel 15, tweede lid van het BrKPNA in de functie van Ploegleider (lees: dient) te worden benoemd. Sedertdien is, ook na de overgang naar het land Curaçao, uitvoering gegeven aan de afwijkende carrièrelijn.
3. (…)
4. Naar het oordeel van de Raad moet de afwijkende carrièrelijn zo begrepen worden dat degene die drie jaar in de tussenfunctie heeft gefunctioneerd benoemd moet worden tot Ploegleider Beveiliging, waarna hem met toepassing van artikel 15, tweede lid, van het BrKPNA na maximaal drie jaar in die functie de bijbehorende schaal 8 dient te worden toegekend. Na maximaal zes jaar kan degene die als Wachtcommandant Beveiliging werd aangesteld dus aanspraak maken op bezoldiging naar schaal 8. Daarop zal slechts een uitzondering zijn toegelaten voor zover uit een op grond van Hoofdstuk II, paragraaf 5, van het BrKPNA vastgestelde beoordeling zou blijken dat diegene voor het einde van die zes jaar daartoe ongeschikt is geacht.
De tussenfunctie is immers precies dat: een functie die als opstap dient naar de volledige invulling van de functie van Ploegleider Beveiliging, terwijl reeds feitelijk leiding wordt gegeven aan een wachtgroep. Van de Regering mag verwacht worden dat aan dit traject inhoud wordt gegeven en dat daartoe tussentijds functioneringsgesprekken worden gehouden en beoordelingen worden vastgesteld. Bij gebreke van een negatieve beoordeling in die zes jaar moet degene die de tussenfunctie zolang heeft vervuld worden verondersteld, zonder dat daarvoor nog een beoordeling is vereist, de functie van Ploegleider Beveiliging op het gewenste niveau te kunnen invullen en hij moet daar dan ook naar de bijbehorende schaal voor worden bezoldigd.
Een andere uitleg van de afwijkende carrièrelijn zou zich niet verdragen met artikel 15, tweede lid, van het BrKPNA, waarbij immers is gewaarborgd dat politieambtenaren uiteindelijk bezoldigd moeten worden naar de schaal waarop de functie die zij vervullen is gewaardeerd. (…)”
10. Verweerster heeft betoogd dat klager in de periode van 10 oktober 2010 tot en met 23 december 2015 geen werkzaamheden heeft uitgevoerd die behoren bij de functie van Wachtcommandant Beveiliging. De stelling van verweerster, wat daar ook van zij, miskent dat van haar verwacht mocht worden dat aan het traject van de tussenfunctie, die als opstap dient naar de volledige invulling van de functie van Ploegleider Beveiliging, inhoud werd gegeven en dat daartoe tussentijds functioneringsgesprekken werden gehouden en beoordelingen werden vastgesteld.
11. Nu er geen beoordelingen zijn overgelegd en ook niet is gebleken dat er functioneringsgesprekken zijn gehouden gedurende de periode dat klager de tussenfunctie van Wachtcommandant Beveiliging vervulde, moet worden aangenomen dat klager de functie van Ploegleider Beveiliging na drie jaar op het gewenste niveau kon invullen.
12. Klager had gelet op het voorgaande met ingang van 10 oktober 2013 in de functie van Ploegleider Beveiliging benoemd moeten worden. Wat betreft de bevordering naar schaal 8p, overweegt het Gerecht dat klager heeft verwezen naar onder anderen collega [naam], die volgens klager dezelfde werkzaamheden als klager verrichtte, die naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken na drie jaar de functie van Wachtcommandant te hebben vervuld naar schaal 8p in de functie van Ploegleider is bevorderd. Verweerster heeft deze stelling onvoldoende weersproken, zodat het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel slaagt.
13. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beslissing ondeugdelijk is gemotiveerd en dient te worden vernietigd. Het bezwaar is gegrond. Verweerder zal een nieuwe beslissing moeten nemen op het bevorderingsverzoek van klager met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Het Gerecht zal haar hiertoe een termijn geven van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak.
14. Het Gerecht ziet aanleiding te bepalen dat verweerster klager een vergoeding dient te betalen voor de door hem gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-, te weten 1 punt voor het indienen van het bezwaar (wegingsfactor 1) en 1 punt voor het bijwonen van de zitting (wegingsfactor 1), waarde per punt NAf 700,-.