ECLI:NL:OGAACMB:2021:43

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
AUA202001757
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in functie van beleidsmedewerker bij de Directie Arbeid en Onderzoek

In deze zaak gaat het om de bevordering van klaagster, een ambtenaar, naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) door de Gouverneur van Aruba. Klaagster was geplaatst in de functie van beleidsmedewerker bij de Directie Arbeid en Onderzoek (DAO) om het Arbo-project te leiden, ondanks dat deze functie niet in het formatierapport van de DAO was opgenomen. De Gouverneur heeft op 12 augustus 2019 besloten om klaagster met ingang van 1 april 2017 te bevorderen, maar klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat zij meent dat zij recht heeft op een bevordering naar schaal 12.

De rechter heeft vastgesteld dat klaagster inderdaad de werkzaamheden van een arbo-beleidsmedewerker verricht, maar dat de functie van beleidsmedewerker niet in het formatierapport voorkomt. De rechter heeft overwogen dat de werkzaamheden van klaagster zijn gewaardeerd op het niveau van schaal 11 en dat er geen reden is om haar te bevorderen naar schaal 12, aangezien de functie van arbo-beleidsmedewerker niet dezelfde waardering rechtvaardigt als die van een beleidsmedewerker met een juridische achtergrond.

De rechter heeft het bezwaar van klaagster ongegrond verklaard en bevestigd dat de beslissing van de Gouverneur om klaagster niet te bevorderen naar schaal 12 terecht was. De uitspraak is gedaan op 10 mei 2021 en klaagster kan in hoger beroep gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 10 mei 2021
Gaza nr. AUA202001757

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: F.P. Figaroa,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 12 augustus 2019 no. 1 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 april 2017 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11, dienstjaar 5).
Hiertegen heeft klaagster op 10 september 2019 bezwaar gemaakt door indiening van een bezwaarschrift bij het bestuurskantoor. Het bezwaarschrift is voorts doorgezonden naar het gerecht, waar het op 13 juli 2020 is ingekomen.
Klaagster heeft op 20 januari 2021 het bezwaarschrift nader toegelicht.
Verweerder heeft op 29 januari 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2021, waar klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, zijn verschenen.
Hierna is de uitspraak nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klaagster is ambtenaar. Bij landsbesluit van 17 september 2015 no. 58 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 8 maart 2015 over te plaatsen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar Directie Arbeid en Onderzoek (DAO).
1.2
Bij landsbesluit van 30 juni 2016 no. 16 heeft verweerder het onder 1.1 vermelde landsbesluit ingetrokken en besloten om klaagster met ingang van 8 maart 2015 over te plaatsen van de SVB naar DAO en te plaatsen in de functie van beleidsmedewerker.
1.3
Bij brief van 14 februari 2018 heeft klaagster verweerder verzocht om haar per 1 maart 2015 te bevorderen naar schaal 11 en per 1 maart 2018 naar schaal 12.
1.4
Op 26 maart 2019 is de functie van arbo-beleidsmedewerker bij de DAO maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 11.
1.5
Bij advies van 7 juni 2019 adviseert de directeur Departamento di Recurso Humano (DRH) verweerder onder meer het volgende:
“Bij brief van 24 mei 2018 geeft de directeur van de DAO aan dat betrokkene, op hun voorstel werd aangenomen om het Arbo-project te leiden. De directeur van de DAO heeft aangegeven dat er toentertijd geen gepaste functie beschikbaar was om betrokkene bij de DAO te plaatsen en in overleg met de voormalige minister van Sociale Zaken werd betrokkene boven formatief geplaatst in de functie van beleidsmedewerker. De functie van beleidsmedewerker komt niet voor in het formatierapport van het DAO.
Met ingang van 8 maart 2015 is betrokkene overgeplaatst naar de DAO en boven formatief geplaatst in de functie van beleidsmedewerker om werkzaamheden te verrichten voor het Arbo-project. Onderhavig departement heeft de functie van arbo-medewerker gewaardeerd en deze functie wordt op het maximale niveau van schaal 11 gewaardeerd. Betrokkene bekleedde voorheen de functie van arbo verpleegkundige bij de SVB welke maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 10.
Bij de waardering is ook rekening gehouden met hetgeen de directeur van de DAO naar voren heeft gebracht namelijk:
- dat de arbo-beleidsmedewerker geen juridische achtergrond vereist;
- niet dezelfde capaciteiten/opleiding eisen moet hebben als de juridisch beleidsmedewerker en sociaal-economisch beleidsmedewerker.
Tevens wordt de functie beschreven als een implementatie adviseur (en niet van een beleidsmedewerker).
De werkzaamheden verbonden aan de functie van arbo-beleidsmedewerker (schaal 11) zijn zwaarder en van een hoger niveau t.o.v. de functie van arbo verpleegkundige (schaal 10). De dienstanciënniteit in de nieuwe functie begint vanaf datum plaatsing in deze functie zijnde 8 maart 2015. Na een dienstanciënniteit van twee jaar in deze functie kan betrokkene met ingang van 1 april 2017 bevorderd worden naar schaal 11. Een verdere bevordering naar schaal 12 is niet mogelijk, wegens functiezwaarte.
Betrokkene voldoet verder aan de bevorderingseisen. (…)”
1.6
Bij bestreden landsbesluit van 12 augustus 2019 heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 april 2017 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11, dienstjaar 5). Verweerder overweegt onder meer:
“(…)
dat betrokkene sedert 8 maart 2015 de functie van arbo-beleidsmedewerker bij de Directie Arbeid en Onderzoek bekleedt;
dat de functie van arbo-beleidsmedewerker bij de Directie Arbeid en Onderzoek maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 11;
(…)”.
1.7
Bij advies van 17 juli 2020 adviseert de directeur DRH de minister van Sociale Zaken onder meer het volgende:
“(…)
Op voorstel van de directeur van de DAO werd mevrouw [klaagster] vanaf 1 maart 2015 van de SVB overgeplaatst naar de DAO om het Arbo-project te leiden. Betrokkene werd in overleg met de voormalige minister van Sociale Zaken boven formatief geplaatst in de functie van beleidsmedewerker bij de DAO. De doelstelling van de minister was om een Arbowet voor Aruba te introduceren en ten slotte een Arbodienst op te richten die met de uitvoering van de Arbowetgeving belast wordt.
Om het vorenstaande mogelijk te maken heeft het DRH destijds, in overleg met de directeur van de DAO, een functiebeschrijving voor een Arbo beleidsmedewerker op hbo-niveau opgesteld en gewaardeerd op het maximale niveau van schaal 11. De directeur van DAO is met de voorgestelde beschrijving akkoord gegaan. (…)
Advies
U wordt geadviseerd in te stemmen met:
1. de formatie-uitbreiding van de DAO met 1 FTE voor de functie Arbo beleidsmedewerker;
2. het toevoegen van de functie van Arbo beleidsmedewerker aan de Afdeling Beleid;
3. het vaststellen van de ingangsdatum van de aanpassing in het formatierapport van de DAO in te laten gaan vanaf de datum waarop betrokkene geplaatst is bij de DAO, te weten 1 maart 2015.”
1.8
Op 1 september 2020 is de ministerraad akkoord gegaan het met hiervoor onder 1.7 vermeld advies van de DRH.
1.9
Op 29 januari 2021 is de functie van arbo-beleidsmedewerker bij de DAO (opnieuw) maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 11.
De standpunten van partijen
2.1
Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klaagster de functie van arbo-beleidsmedewerker bekleedt en dat de werkzaamheden verbonden aan deze functie maximaal zijn gewaardeerd op het niveau van schaal 11. Verweerder heeft dit standpunt aldus toegelicht dat klaagster in overleg met de voormalige minister van Sociale Zaken boven formatief geplaatst is in de functie van beleidsmedewerker bij de DAO om werkzaamheden te verrichten voor het Arbo-project. De functie van beleidsmedewerker komt evenwel niet voor in het formatierapport van de DAO. De reden voor de boven formatieve plaatsing, was dat de functie van welke klaagster de werkzaamheden verricht, die van arbo-beleidsmedewerker, nog beschreven moest worden en opgenomen in het formatierapport van de DAO. Dat is inmiddels gebeurd, en daarbij is deze functie gewaardeerd op het maximale niveau van schaal 11, aldus verweerder.
2.2
Klaagster betoogt dat verweerder haar bij het bestreden landsbesluit ten onrechte niet heeft bevorderd naar schaal 12, zoals zij bij brief van 14 februari 2018 heeft verzocht. Klaagster voert in dit verband aan dat zij is geplaatst in de functie van beleidsmedewerker met een maximale uitloop in schaal 13 en niet in de functie van arbo-beleidsmedewerker met een maximale uitloop in schaal 11.
De beoordeling
3.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4, lid 2 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
3.3
Voor een bevordering naar de rang van referendaris in schaal 12 geldt onder meer het vereiste dat de betrokken ambtenaar een functie bekleedt die een waardering op het niveau van referendaris rechtvaardigt.
3.4
Vast staat dat het formatierapport van de DAO niet voorziet in de functie van beleidsmedewerker. Vast staat evenzeer dat klaagster niettemin is geplaatst in de functie van beleidsmedewerker bij de DAO. Klaagster is in overleg met de toenmalige minister van Sociale Zaken aldus boven formatief in deze functie geplaatst, met het oog op het leiden van het Arbo-project. Doelstelling van de minister was om een Arbowet te introduceren en een Arbodienst op te richten die met de uitvoering van Arbowetgeving belast zal worden. Verder staat vast dat de functie van arbo-beleidsmedewerker, ten tijde van de boven formatieve plaatsing van klaagster in de functie van beleidsmedewerker, nog beschreven moest worden, dat dat inmiddels is gebeurd en dat deze functie maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 11.
3.5
Uit het verhandelde ter zitting en de overgelegde stukken valt voorts af te leiden dat klaagster daadwerkelijk de werkzaamheden verricht van een arbo-beleidsmedewerker. Zowel klaagster als verweerder hebben ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat het takenpakket van klaagster hoofdzakelijk arbo-beleidsaspecten omvat en dat voor de functies van juridisch en sociaaleconomisch beleidsmedewerker, waarin het formatierapport van de DAO wel voorziet, nog immer vacatures bestaan. Dat klaagster sinds de coronacrisis bij gelegenheid ook andere werkzaamheden verricht, zoals zij stelt, en zij de ambitie heeft om zich verder te ontwikkelen tot sociaaleconomisch beleidsmedewerker, is onvoldoende voor het oordeel dat de ten tijde van het bestreden landsbesluit door klaagster verrichtte werkzaamheden waardering op het niveau van schaal 12 rechtvaardigden.
3.6
De slotsom is dan ook dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de werkzaamheden die klaagster verricht zijn gewaardeerd op het niveau van schaal 11, zodat de door haar beklede functie geen waardering op het niveau van schaal 12 rechtvaardigt. Verweerder heeft dan ook op goede gronden het verzoek van klaagster om te worden bevorderd naar schaal 12, afgewezen.
3.7
Het bezwaar is ongegrond.
3.8
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 10 mei 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.