ECLI:NL:OGAACMB:2021:41

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002103
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen interne overplaatsingen en functiewaardering van een ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 maart 2021 uitspraak gedaan op het bezwaar van de Gouverneur van Aruba, hierna klager genoemd, tegen de besluiten van verweerder met betrekking tot zijn interne overplaatsingen en de waardering van zijn functie. Klager, vertegenwoordigd door mr. L.A. Hernandis, heeft bezwaar gemaakt tegen de Landsbesluiten van 10 augustus 2020, waarin zijn ontheffing uit de functie van archiefbeheerder en de daaropvolgende interne overplaatsingen zijn vastgelegd. Klager stelt dat hij ernstig in zijn carrière wordt benadeeld door deze besluiten en dat de waardering van zijn functie als facilitaire medewerker onterecht is vastgesteld op schaal 4, terwijl hij meent dat deze op schaal 7 zou moeten zijn gewaardeerd. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 30 november 2020, waarbij klager zijn standpunt heeft toegelicht.

Het Gerecht heeft overwogen dat klager de functies zoals vermeld in de bestreden Landsbesluiten daadwerkelijk heeft vervuld en dat de vastlegging van zijn loopbaanverloop geen vernietigbare beslissing inhoudt. Wat betreft de waardering van de functie van facilitaire medewerker, heeft het Gerecht geoordeeld dat functiewaarderingsbesluiten niet door de ambtenarenrechter kunnen worden beoordeeld, en dat de waardering van de functie vanaf de datum van vrijstelling van dienst geen invloed heeft op klagers verdere carrière. Het Gerecht concludeert dat verweerder op goede gronden heeft besloten en verklaart het bezwaar van klager ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht en kan door beide partijen in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Uitspraak van 15 maart 2021
Gaza nr. AUA2020002103

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 10 augustus 2020 no. 32 heeft verweerder besloten om klager met ingang van 17 mei 2010 te ontheffen uit de functie van archiefbeheerder en te plaatsen in de functie van facilitaire medewerker, met ingang van 1 augustus 2014 te ontheffen uit de functie facilitaire medewerker en te plaatsen in de functie van administratief medewerker, en met ingang van 1 mei 2017 te ontheffen uit de functie van administratief medewerker en te plaatsen in de functie van registratie medewerker bij de afdeling Bijstand.
Bij Landsbesluit van 10 augustus 2020 no. 33, heeft verweerder besloten klager met ingang van 1 december 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies in schaal 6, dienstjaar 9.
Tegen deze Landsbesluiten heeft klager op 31 augustus 2020 bij het gerecht bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift.
Verweerder heeft op 27 november 2020 via email een contramemorie met producties overgelegd.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 30 november 2020, alwaar klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. Klager heeft ter zitting zijn standpunt nader toegelicht aan de hand van door hem voorgedragen en overgelegde aantekeningen.
Hierna is de uitspraak nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klager kan zich niet verenigen met de in de bestreden Landsbesluiten genomen beslissingen, en heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ernstig in zijn carrière wordt benadeeld. Zijn bezwaar richt zich tegen zijn interne overplaatsingen en tegen de waardering van de functie van facilitaire medewerker in schaal 4.
Ter onderbouwing hiervan heeft klager – samengevat – het volgende aangevoerd.
In het Landsbesluit van 26 juli 2013 no. 30, waarbij hij met ingang van 1 oktober 2009 is bevorderd naar de rang van hoofdklerk in schaal 5, is overwogen dat hij vanaf 17 mei 2010 belast is met de functie van facilitair medewerker, welke functie maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 7. Na verloop van zeven jaren is deze waardering onaantastbaar geworden en klager mocht erop vertrouwen dat deze functie op het niveau van schaal 7 is gewaardeerd. De overweging in de bestreden Landsbesluiten dat deze functie maximaal op het niveau van schaal 4 is gewaardeerd, is in strijd met de eerder gegeven waardering. Aldus klager.
Verder heeft klager aangevoerd dat hij nooit heeft verzocht om te worden ontheven uit die functie en te worden geplaatst in de functie van administratief medewerker of registratiemedewerker, die beiden maximaal zijn gewaardeerd op schaal 6.
Hij heeft verzocht om naar schalen 6 en 7 te worden bevorderd, en meent dat hij met ingang van 1 december 2014 dient te worden bevorderd naar schaal 6 en met ingang van 1 december 2016 naar schaal 7.
2.2
Aan het bestreden Landsbesluit no. 32, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager genoemde functies in genoemde periodes feitelijk heeft vervuld. Aan het bestreden Landsbesluit no. 33, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager met ingang van 1 december 2014 in aanmerking komt voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies in schaal 6 omdat hij dan voldoet aan alle bevorderingseisen.
Het geschil
3. In geschil is of verweerder op goede gronden heeft besloten om klager te ontheffen uit de functie van facilitair medewerker en hem intern over te plaatsen, en vast te stellen dat deze functie maximaal op het niveau van schaal 4 is gewaardeerd.
Het gerecht neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klager is vanaf 17 januari 2005 aangesteld als ambtenaar, en tewerkgesteld bij de Directie Sociale Zaken (DSZ).
4.2
Bij Landsbesluit van 26 juli 2013 no. 30, is klager met ingang van 1 oktober 2009 bevorderd naar de rang van hoofdklerk in schaal 5. Daarbij is overwogen dat klager tot 17 mei 2010 de functie van archiefbeheerder bekleedde, welke functie maximaal op het niveau van schaal 6 is gewaardeerd en dat hij met ingang van 17 mei 2010 belast is met de functie van facilitaire medewerker, welke functie is gewaardeerd op het niveau van schaal 7.
4.3
Aan klager is vanaf 22 mei 2013 tot 1 augustus 2014 vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden zonder behoud van inkomen, verleend.
4.4
Na eindiging van de vrijstelling van dienst is klager in activiteit hersteld en tewerkgesteld als administratief medewerker bij de DSZ.
4.5
Klager is met ingang van 1 mei 2017 intern overgeplaatst en tewerkgesteld als registratiemedewerker bij de DSZ.
4.6
Klager heeft op 26 april 2016 verzocht om een bevordering naar schaal 6 met ingang van 1 januari 2015. Op 25 februari 2020 heeft hij verzocht om met ingang van 1 januari 2019 te worden bevorderd naar schaal 7.
4.7
De directeur van de DSZ heeft bij schrijven van 8 januari 2019 gericht aan de minister van Sociale Zaken en Arbeid, voorgesteld om klager te bevorderen naar de rang van adjunct-commies in schaal 6. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
De heer [klager] is sedert 17 januari 2005 in overheidsdienst en tewerkgesteld bij de Directie Sociale Zaken. De laatste jaren heeft functionaris diverse functies bekleed, te noemen Facilitaire Medewerker, Bijstand Archief Medewerker en sinds mei 2017 als Bijstand Registratie Medewerker. (…)
De heer [klager] heeft een werktraject van meer dan 14 jaar bij de overheidsdienst en heeft bewezen de functie van Registratie Medewerker goed te beheersen. De Directie Sociale Zaken bericht hierbij geen bezwaar te hebben tegen de aangevraagde bevordering van de heer [klager].
(…).”
4.8
De
Departamento Recurso Humano(DRH) heeft bij advies van 21 februari 2020, de betreffende minister geadviseerd om de interne overplaatsingen van klager alsnog bij Landsbesluit vast te leggen, en verder om klager met ingang van 1 december 2014 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies. In dat advies staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
Opgemerkt dient te worden dat bij controle van het landsbesluit van 26 juli 2013 no. 1870-Geh, inzake de bevordering van betrokkene naar de rang van hoofdklerk (schaal 5) in de considerans een fout is geconstateerd met betrekking tot de maximale waardering van de functie van facilitaire medewerker. Deze dient “maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 4” te zijn.
(…)”.
4.9
Bij het bestreden Landsbesluit no. 32 zijn de verschillende interne overplaatsingen van klager vastgelegd en bij bestreden Landsbesluit no. 33 is klager met ingang van 1 december 2014 naar de rang van adjunct-commies bevorderd. In het Landsbesluit no. 33 wordt – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:
“ (…)
dat betrokkene van 17 mei 2010 tot en met 31 mei 2013 de functie van facilitaire medewerker bij de Dienst Sociale Zaken bekleedde;
dat de functie van facilitaire medewerker bij de Dienst Sociale Zaken maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 4;
(…)”
De beoordeling
5.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager de in het bestreden Landsbesluit no. 32 genoemde functies daadwerkelijk in de genoemde periodes heeft vervuld. Het gerecht stelt dan ook vast dat het bestreden Landsbesluit no. 32 slechts een vastlegging betreft van een werkelijke situatie, en geen beslissing behelst die kan worden vernietigd. Het bezwaar van klager voor zover gericht tegen de vastlegging van zijn loopbaanverloop is dan ook ongegrond.
5.2
Wat betreft het bezwaar van klager voor zover gericht tegen de waardering van de functie van facilitaire medewerker, overweegt het gerecht als volgt.
5.2.1
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken moeten functiewaarderingsbesluiten, mede vanwege hun functie-overstijgend karakter, en de daaraan ten grondslag liggende functie- of organisatiebeschrijvingen op één lijn worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Daarom kunnen zij, gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de LA, niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
Daarbij geldt dat bij de vaststelling van een functiebeschrijving het bevoegde gezag de nodige beoordelingsvrijheid toekomt, terwijl ook de waardering van werkzaamheden na verloop van tijd kan veranderen.
5.2.2
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat klager al vanaf 22 mei 2013, zijnde de ingangsdatum van de hem verleende vrijstelling van dienst zonder behoud van inkomen, de functie van facilitair medewerker niet meer heeft vervuld. Dit betekent dat de waardering van die functie – al dan niet in schaal 4 – vanaf 22 mei 2013 geen invloed heeft op de verdere carrière en/of bevorderingen van klager. Zijn bezwaar voor zover gericht tegen de functiewaardering is dus ook ongegrond.
5.3
Ten slotte overweegt het gerecht dat in dit geval niet in geschil is dat de thans door klager vervulde functie, namelijk die van registratiemedewerker, maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 6, evenals de functie die klager daarvoor bekleedde. Gelet hierop en nu klager vanaf 1 december 2014 deze schaal heeft bereikt, kan hij niet verder worden bevorderd. Het is het gerecht niet gebleken van enige benadeling in de carrière van klager, zoals door hem betoogd.
6. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat verweerder op goede gronden de in de bestreden Landsbesluiten beslissingen heeft genomen. Het bezwaar dient ongegrond te worden verklaard.
7. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).