ECLI:NL:OGAACMB:2021:40

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
AUA202001824
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en waarnemingstoelage in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen klager en de Gouverneur van Aruba. Klager, die tussen 1 augustus 2012 en 31 maart 2017 werkzaam was op basis van een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst, had verzocht om een waarnemingstoelage voor werkzaamheden die hij verrichtte als meetploegleider A, een functie die in belangrijkheid en verantwoordelijkheid boven zijn eigenlijke functie uitgaat. De minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu had het verzoek van klager afgewezen, omdat hij geen bijzondere prestatie zou hebben verricht die de normale dagelijkse taken te boven gaat. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking van de minister onbevoegd was gegeven, omdat deze betrekking had op de periode waarin klager nog niet als ambtenaar was aangesteld. Hierdoor kon het gerecht zich niet uitspreken over het bezwaar van klager met betrekking tot die periode. Voor de periode na zijn aanstelling als ambtenaar, oordeelde het gerecht dat er geen sprake was van een formele waarneming van de functie van meetploegleider A, omdat de werkzaamheden van klager en die van de meetploegleider elkaar overlappen. Het gerecht heeft de bestreden beschikking vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, omdat er geen aanspraak op een waarnemingstoelage was.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een formele benoeming voor het verkrijgen van een waarnemingstoelage en de rol van de Gouverneur als bevoegd gezag in dergelijke zaken. Klager kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 15 maart 2021
Gaza nr. AUA202001824

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 15 juli 2020 (de bestreden beschikking) heeft de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) het verzoek van klager van 29 oktober 2018 om hem een vergoeding toe te kennen afgewezen.
Daartegen heeft klager op 31 juli 2020 een bezwaarschrift ingediend bij het gerecht.
Verweerder heeft op 26 januari 2021 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2021. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager was tussen 1 augustus 2012 tot en met 31 maart 2017 op basis van een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst werkzaam bij Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie (DLV).
1.2
Bij landsbesluit van 20 juli 2017 heeft verweerder besloten om klager met ingang van 1 april 2017 aan te stellen als ambtenaar in tijdelijke dienst in de functie van landmeetkundige opnemer bij DLV in de rang van technisch opzichter 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 11).
1.3
Bij brief van 29 oktober 2018 heeft klager de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu (hierna: de minister) verzocht om hem een vergoeding toe te kennen voor werkzaamheden die zijn functie te boven gaan. Klager schrijft onder meer:
“(…)
Tussen augustus 2013 en 20 juli 2017 heb ik echter ook werkzaamheden verricht die niet onder mijn functie vallen. Deze werkzaamheden worden normaliter door een Meetploegleider gedaan, die in een hogere schaal zit.
Om deze reden verzoek ik thans een vergoeding te krijgen voor de werkzaamheden, die de functie waarvoor ik ben aangenomen en de schaal waarin ik betaald werd, te boven gaan.
(…)”.
1.4
Bij bestreden beschikking van 3 juli 2019 heeft de minister het verzoek van klager afgewezen. Verweerder schrijft onder meer:
“(…)
U geeft aan in uw bovenvermeld schrijven dat u tussen augustus 2013 en juli 2017 werkzaamheden hebt verricht die niet onder uw functie vallen, te weten werkzaamheden die door een meetploegleider worden gedaan.
De functie die u uitoefent en de functie van meetploegleider overlappen elkaar voor wat betreft tot beide functies behorende werkzaamheden.
(…)
Uw verzoek voor een gratificatie is niet voor inwilliging vatbaar.”
Het wettelijk kader
2.1
Uit artikel 1, eerste lid, van de La en artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) volgt dat ambtenaar is: hij/zij die door het bevoegde gezag is benoemd of aangesteld in openbare dienst om in Aruba werkzaam te zijn.
2.2
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Lma, voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur verstaan.
2.3
Ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Lma wordt, indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert, de daartoe in aanmerking komende ambtenaar door het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming van dat ambt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
Ingevolge het tweede lid, heeft de ambtenaar die overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid is belast met de tijdelijke waarneming van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven het eigenlijke ambt van de ambtenaar, over de tijd der waarneming aanspraak op toekenning door de betrokken minister van een toelage boven zijn eigen bezoldiging, ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in het ambt dat hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, met inachtneming van de bepalingen betreffende persoonlijke toelage(n) indien de waarneming:
a. 30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
b. in een tijdvak van zes maanden in totaal gedurende 30 dagen of langer heeft geduurd;
c. in een tijdvak van twaalf maanden in totaal 60 dagen of langer heeft geduurd.
De standpunten van partijen
3.1
De minister heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat het verzoek van klager is afgewezen omdat hij geen bijzondere prestatie heeft verricht die de normale dagelijkse taken te boven gaat. De functie van meetploegleider en zijn eigen functie overlappen elkaar, aldus de minister. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat klager nimmer als waarnemer is benoemd.
3.2
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking en betoogt daartoe dat hij voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een waarnemingstoelage, nu hij was en is belast met de tijdelijke waarneming van de functie meetploegleider A (schaal 9), welk ambt, in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven zijn eigenlijke.
De beoordeling
4.1
Het gerecht overweegt dat een beslissing omtrent een waarnemingstoelage aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden (zie 2.2). Dit betekent dat de bestreden beschikking onbevoegd is gegeven en reeds op grond hiervan vernietigd dient te worden.
4.2
Ter zitting is gebleken dat de gemachtigde eveneens door de Gouverneur - verweerder - is gemachtigd hem in deze zaak te vertegenwoordigen en dat de Gouverneur de rechtsgevolgen van de afwijzing voor zijn rekening neemt. Daarmee is het bevoegdheidsgebrek geheeld, zodat het gerecht in het navolgende zal bezien of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van de vernietigde afwijzing in stand te laten.
5. Klager is met ingang van 1 april 2017 aangesteld als ambtenaar. Vóór dat tijdstip had hij niet de status van ambtenaar maar was hij als arbeidscontractant werkzaam (zie 1.1). Nu de bestreden beschikking betrekking heeft op de periode dat klager nog niet was aangesteld als ambtenaar, acht het gerecht zich onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaarschrift van klager betreffende de periode augustus 2013 tot en met 31 maart 2017.
6.1
Rest nog het verzoek van klager om een waarnemingstoelage over de maanden april tot en met juli 2017. Het gerecht is van oordeel dat de in de bestreden beschikking en de ter zitting gegeven motivering de bestreden beschikking kan dragen. Uit artikel 26, eerste lid, van de Lma volgt dat van waarneming in de zin van dit artikel slechts sprake is bij een daartoe door het bevoegd gezag genomen besluit. Van het bestaan van een dergelijk besluit is niet gebleken. Voorts blijkt uit de stukken dat bepaalde werkzaamheden van de functie van klager en de functie van meetploegleider A elkaar overlappen. Van het formeel en volledig waarnemen van de functie van meetploegleider A is derhalve geen sprake geweest. Derhalve bestaat geen aanspraak op een toelage op grond van artikel 26, tweede lid, van de Lma.
6.3
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand kunnen blijven.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het bezwaar betreffende de periode augustus 2013 tot en met 31 maart 2017;
- verklaart het bezwaar voor het overige gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 15 juli 2020;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beschikking in stand blijven.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.