ECLI:NL:OGAACMB:2021:4

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
AUA202000989
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar van een ambtenaar tegen afwijzing van bevorderingsverzoek op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft klaagster, werkzaam bij het Departamento Transporte Publico, bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar schaal 5. De afwijzing vond plaats op basis van een hoog ziekteverzuim, waarbij klaagster in de beoordelingsperiode van 1 juni 2012 tot 1 juni 2016 maar liefst 364 dagen arbeidsongeschikt was. Klaagster had eerder verzoeken ingediend om bevorderd te worden, maar deze werden afgewezen door de gouverneur van Aruba. Klaagster stelde dat zij aan de bevorderingseisen voldeed, maar verweerder betwistte dit op basis van haar functioneren en ziekteverzuim.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de formele termijn was gebeurd. De rechter oordeelde dat klaagster niet op het gewenste niveau functioneerde, gezien haar hoge ziekteverzuim en de negatieve beoordelingen van haar functioneren. De rechter concludeerde dat de afwijzing van het bevorderingsverzoek door verweerder gerechtvaardigd was.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 11 januari 2021, waarbij het bezwaar van klaagster ongegrond werd verklaard. Klaagster heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, waarbij specifieke procedures en termijnen in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

Uitspraak van 11 januari 2021
Gaza nr. AUA202000989

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 17 januari 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klaagster van 9 mei 2017 en 2 mei 2018 om te worden bevorderd naar schaal 5, afgewezen.
Tegen de bestreden beschikking heeft klaagster op 27 maart 2020 een bezwaarschrift ingediend.
Verweerder heeft op 3 november 2020 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2020. Klaagster is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking op 27 januari 2020 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
De feiten
2.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij Departamento Transporte Publico (DTP).
2.2
Bij landsbesluit van 15 november 2012 heeft verweerder onder meer besloten om klaagster met ingang van 1 juni 2008 te bevorderen naar de rang van klerk (schaal 3, dienstjaar 6) en om haar met ingang van 1 juni 2012 te bevorderen naar de rang van klerk 1ste klasse (schaal 4, dienstjaar 5).
2.3
Bij brieven van 9 mei 2017 en 2 mei 2018 heeft klaagster verzocht om te worden bevorderd naar de rang van hoofdklerk (schaal 5). Klaagster schrijft onder meer:
“(…)
- dat zij per 28 november 2016 overgeplaatst werd van het Hulpbestuurskantoor Paradera naar het Departamento Transporte Publico;
- dat zij per 1 juni 2016 in aanmerking kan komen voor een bevordering naar de rang van hoofdklerk (schaal 5), aangezien zij aan alle bevorderingseisen voldoet ingevolge de Bezoldigingsregeling van Aruba 1986.
(…)”.
2.4
Bij brief van 1 april 2019 informeert de Chef Hulpbestuurskantoor (HBK) Paradera de Departamento Recurso Humano (DRH) onder meer het volgende:
“(…)
Ondergetekende is per 1 juli 2014 naar het Hulpbestuurskantoor Paradera overgeplaatst en heeft maar anderhalf jaar met mw. [klaagster] gewerkt. [klaagster] was meestal afwezig dankzij een hoge percentage ziektemelding.
(…)
Toen ondergetekende een functioneringsgesprek probeerde te houden met mw. [klaagster] rond augustus 2015, werd zij heel brutaal en gebruikte grove taal. Dus het gesprek werd stopgezet en mw. [klaagster] werd daarna door dhr. [naam X] tijdelijk (onofficieel) bij het hulpbestuurskantoor Santa Cruz geplaatst waar zij ongeveer een jaar bleef tot zij een overplaatsing kreeg naar DTP eind 2016.
(…)”.
2.5
Bij bestreden beschikking van 17 januari 2020 heeft verweerder het onder 2.3 genoemde verzoek afgewezen. Verweerder schrijft onder meer:
“(…)
Uit ambtsberichten is vernomen dat u nog niet op het vereiste niveau functioneert daar u een zeer hoog ziekteverzuim heeft.
(…)”.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft zich bij de bestreden beschikking op het standpunt gesteld dat klaagster niet op het gewenste niveau functioneert gezien haar hoog ziekteverzuim. In de contramemorie heeft verweerder zich tevens op het standpunt gesteld dat klaagster weinig coöperatief was tijdens de beoordeling van haar functioneren bij het HBK.
3.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking. Klaagster erkent dat zij sinds eind 2016 om verschillende redenen arbeidsongeschikt is geweest. De verzochte bevordering gaat echter over de periode voor 1 juni 2016.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht. Voor een bevordering tot de rang van hoofdklerk (schaal 5) geldt onder meer de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar een functie dient te vervullen die de waardering op dat niveau rechtvaardigt en voorts dat de betrokken ambtenaar reeds ten minste vier jaar dienst in de rang van klerk 1ste klasse moet hebben volbracht.
De beoordeling
5. Uit de door verweerder overgelegde stukken valt af te leiden dat klaagster in de beoordelingsperiode 1 juni 2012 tot 1 juni 2016 driehonderdvierenzestig dagen arbeidsongeschikt was. Het gerecht is reeds daarom van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat klaagster niet op het gewenste niveau functioneert. Het betoog faalt.
6. Het bezwaar is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.