ECLI:NL:OGAACMB:2021:37

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
25 mei 2021
Zaaknummer
AUA202000787
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering en proceskostenvergoeding in ambtenarenrechtelijke geschil

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen klaagster, een ambtenaar, en de Minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar bevorderingsverzoek door de verweerder, dat op 30 januari 2020 was gedaan. Klaagster stelde dat zij de bestreden beschikking pas op 10 februari 2020 had ontvangen, wat door de verweerder niet werd betwist. Hierdoor werd aangenomen dat het bezwaar tijdig was ingediend, en klaagster werd ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.

De verweerder heeft in een nadere besluitvorming op 20 januari 2021 alsnog besloten om klaagster met terugwerkende kracht te bevorderen naar de rang van adjunct-commies, wat betekent dat de verweerder volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van klaagster. Het gerecht heeft het bezwaar van klaagster gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 700,-. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de mogelijkheid voor ambtenaren om in beroep te gaan tegen beslissingen van hun werkgever.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 15 maart 2021
Gaza nr. AUA202000787

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:

De Minister van Onderwijs, Wetenschap en Duurzame Ontwikkeling,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 30 januari 2020 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het bevorderingsverzoek van klaagster afgewezen.
Tegen de bestreden beschikking heeft klaagster op 4 maart 2020 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 28 januari 2021 stukken ingediend.
Bij e-mailbericht van 1 februari 2021 heeft de gemachtigde van klaagster verzocht om uitsluitend uitspraak te doen omtrent de proceskostenvergoeding.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2021. Klaagster is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klaagster heeft haar bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Zij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 10 februari 2020 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is ontvankelijk in haar bezwaar.
Proceskostenvergoeding
2.1
Bij ministeriële beschikking van 20 januari 2021 heeft verweerder klaagster alsnog met ingang van 1 november 2015 bevorderd naar de rang van adjunct-commies (schaal 6, dienstjaar 11). Verweerder is in deze nadere besluitvorming geheel aan de bezwaren van klaagster tegemoetgekomen. Gelet hierop, moet het door klaagster tegen de bestreden beschikking van 30 januari 2020 gemaakte bezwaar voor gegrond worden gehouden. Dit brengt mee dat aanleiding bestaat om verweerder op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.
2.2
Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van klaagster, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 700,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, waarde per punt Afl. 700,- wegingsfactor 1).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond;
draagt verweerder op het bedrag van Afl. 700,- aan klager te vergoeden voor de door klager gemaakte kosten van rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.