In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 3 mei 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd. Klager had bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 25 september 2020, waarbij hem de disciplinaire straf van volledige inhouding van een maand inkomen was opgelegd wegens ongeoorloofde afwezigheid op meerdere dagen in augustus 2019. Klager had op 28 oktober 2020 bezwaar ingediend, en de zaak werd behandeld op 22 maart 2021. Het gerecht oordeelde dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, omdat hij op de hoogte was van het feit dat hij niet over voldoende vakantie- en ATV-dagen beschikte, maar desondanks besloot om naar het buitenland te reizen. Het gerecht concludeerde dat klager ongeoorloofd afwezig was geweest en dat de opgelegde disciplinaire straf gerechtvaardigd was. Klager had eerder ook al disciplinaire straffen ontvangen voor soortgelijk gedrag. Het bezwaar van klager werd ongegrond verklaard, en het gerecht oordeelde dat de straf niet onevenredig was ten opzichte van het gepleegde plichtsverzuim. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ambtenaren en de gevolgen van plichtsverzuim.