In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Technische Inspectie, bezwaar aangetekend tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba, dat haar inkomen aanpaste naar 90% van haar vol inkomen op basis van artikel 31, vierde lid van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda). Klaagster was langdurig arbeidsongeschikt van 2 mei 2017 tot 31 juli 2019. Het bestreden landsbesluit, gedateerd 20 mei 2020, leidde tot een inhouding op haar salaris, die klaagster betwistte. Ze stelde dat de ingangsdatum van de inhouding onjuist was en dat er geen einddatum in het besluit was opgenomen.
Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klaagster tijdig bezwaar had gemaakt, ondanks dat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn was ingediend. De rechter oordeelde dat klaagster voldoende had aangetoond dat zij tijdig bezwaar had gemaakt. Vervolgens heeft het gerecht de feiten en standpunten van beide partijen onderzocht. Klaagster betoogde dat de inhouding op haar salaris onterecht was, terwijl verweerder stelde dat de inhouding rechtmatig was op basis van de wet.
De rechter concludeerde dat de inhouding op het salaris van klaagster rechtmatig was, aangezien deze voortvloeide uit de wet en dat de inhoudingstermijn van twaalf maanden ook uit de wet volgde. De uitspraak van het gerecht was dat het bezwaar ongegrond werd verklaard, en klaagster werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.