ECLI:NL:OGAACMB:2021:26

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
AUA202000726, AUA202000735 en AUA202000736
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van autotoelage aan douaneambtenaren in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan over het bezwaar van drie klagers tegen de toekenning van een autotoelage door de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur. De klagers, werkzaam als douaneambtenaren, hadden bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de autotoelage van Afl. 300,- per maand, die hen was toegekend voor het gebruik van hun eigen auto ten behoeve van hun werkzaamheden. De klagers stelden dat zij in aanmerking kwamen voor een hogere vergoeding van Afl. 700,- per maand, omdat zij regelmatig gebruik maakten van hun auto voor controlewerkzaamheden.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de klagers hun bezwaarschriften tijdig hebben ingediend en dat zij ontvankelijk zijn in hun bezwaar. Vervolgens heeft het gerecht de argumenten van beide partijen gewogen. De klagers voerden aan dat de bestreden beschikking niet in overeenstemming was met de geldende regelgeving en dat het toegekende bedrag niet correct was. De verweerder, de Minister, heeft echter betoogd dat de toekenning van de autotoelage op basis van de beschikbare informatie en conform het vigerende beleid is gedaan.

Het gerecht heeft geoordeeld dat de Minister zich op goede gronden heeft gebaseerd op het voorstel van de directeur van de DAD en het advies van DRH. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de klagers niet voldoende hebben aangetoond dat zij recht hebben op een hogere autotoelage dan Afl. 300,- per maand. De slotsom was dat het bezwaar van de klagers ongegrond werd verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 15 maart 2021
Gaza nummers AUA202000726, AUA202000735 en AUA202000736

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
1.[Klaagster 1](AUA202000726),
2.[Klager 2](AUA202000739),
3.[Klager 3](AUA202000736),
wonend in Aruba,
KLAGERS,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

de Minister van Financiën, Economische Zaken en Cultuur,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij onderscheiden ministeriële beschikkingen van 2 oktober 2019 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder besloten om met ingang van 1 februari 2018 tot 1 september 2019 aan elke klager een autotoelage toe te kennen ter grootte van Afl. 300,- per maand.
Tegen de bestreden beschikking hebben klagers bezwaar gemaakt bij dit gerecht, door op 28 februari 2020 en 3 maart 2020 ieder voor zich een bezwaarschrift in te dienen.
Verweerder heeft op 17 juli 2020 een contramemorie ingediend.
De zaak is ter zitting behandeld op 30 november 2020, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klagers hebben onweersproken gesteld de bestreden beschikking pas op 13 februari 2020 te hebben ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat zij hun onderscheiden bezwaarschriften hebben ingediend binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Klagers zijn derhalve ontvankelijk in hun bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klagers kunnen zich niet verenigen met de hun toegekende autotoelage, en stellen zich op het standpunt dat het toegekende bedrag incorrect is en niet conform de daartoe geldende regelgeving c.q. het gevoerde beleid. Klagers voeren hiertoe – samengevat – aan dat zij niet in beperkte mate maar regelmatig, bijna dagelijks, gebruik maken van hun respectievelijke eigen auto om controlewerkzaamheden uit te voeren. Ter zitting hebben klagers aangevoerd dat de vrijmakingsambtenaren niet werken volgens een rooster, maar dat elke vrijmakingsambtenaar dagelijks 5 à 10 containers, vrijmaakt. Volgens klagers komen zij daarom in aanmerking voor een vergoeding ad Afl. 700,- per maand.
2.2
Verweerder heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot het ongegrond verklaren van het bezwaar. Daartoe heeft verweerder betoogd, dat de bestreden beschikking op basis van de verstrekte en beschikbare informatie en conform het vigerende beleid is genomen.
Het geschil
3. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten aan klagers een autotoelage van Afl. 300,- per maand toe te kennen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De toepasselijke wet- en regelgeving
4.1
Ingevolge artikel 28 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), worden nadere voorschriften betreffende de toekenning van bezoldiging, toelagen en toeslagen vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
4.2
Ingevolge artikel 1 van het Landsbesluit vergoeding vervoermiddelen (Lbvv) kan de betrokken minister aan een ambtenaar voor het gebruik van een eigen auto of motorrijwiel ten behoeve van de dienst, een vergoeding per maand, dan wel een vergoeding per kilometer (km) toekennen.
Artikel 3, lid 1 van dit Landsbesluit bepaalt dat de uitbetaling van de kilometervergoeding maandelijks geschiedt op door de betrokkene ingediende declaraties. De declaraties dienen de verreden kilometers ten behoeve van de dienst te vermelden en dienen te zijn gecontroleerd en goedgekeurd door het betrokken hoofd van dienst, blijkens het tweede en derde lid van dit artikel.
De vergoeding per km bedraagt inmiddels Afl. 0,60.
4.3
Bij circulaire van 22 december 1987, met kenmerk FIN15451, is een autokostenvergoeding-regeling ingevoerd. In die circulaire is vermeld dat de autokostenvergoeding louter een vergoeding is voor de verreden c.q. te verrijden kilometers ten behoeve van de dienst en geen verkapte inkomensbron.
4.4
Bij circulaire van 20 september 2017, met kenmerk S17/17, is in het kader van modernisering van het personeelsbeleid besloten een nieuw beleid betreffende autotoelage uit te voeren. Het nieuwe beleid, dat met ingang van 1 januari 2018 in werking is getreden, houdt in dat de autotoelage wordt gecategoriseerd, en dat er per categorie een vast bedrag wordt bepaald. De onderscheiden categorieën zijn – voor zover hier van belang –:
Categorie autotoelage
Toekenning autotoelage mits gebruik wordt gemaakt van de eigen auto ten behoeve van de dienst
Bedrag per kalendermaand
Categorie A
 Overheidswerknemers die maandelijks in beperkte mate bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen.
Afl. 100,-
Categorie B
 Overheidswerknemers die regelmatig bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen;’
 (…)
Afl. 250,-
Categorie C
 Overheidswerknemers die in beperkte mate bezoeken verrichten om controlewerkzaamheden uit te voeren.
Afl. 300,-
Categorie D
 Overheidswerknemers die regelmatig of veelvuldig bezoeken verrichten en/of vergaderingen bijwonen om controlewerkzaamheden te verrichten.
Afl. 700,-
De feiten
5.1
Klagers zijn douaneambtenaren bij het
Departamento di Aduana(het DAD).
5.2
Bij brief van 1 februari 2018 heeft de directeur van het DAD verweerder verzocht om aan 18 vrijmakingsambtenaren een autotoelage ad Afl. 300,- per maand toe te kennen. In die brief staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“ (…)
Op 1 februari 2018 is in het kader van modernisering begonnen met het project “Postbus Vrijmaking”. (…) De Vrijmakingsambtenaar dient zich vervolgens met eigen (privé) auto naar de locatie waar de vrij te maken container staat, te begeven om de vrijmaking van de containers te kunnen verrichten.
Naar aanleiding van het vorenstaande verzoek ik u, (…) een autotoelage ter [grootte] van Afl. 300,- toe te kennen aan de (18) vrijmakingsambtenaren.
(…)”.
5.3
Klagers hebben van 1 februari 2018 tot 1 september 2019 gewerkt als vrijmakingsambtenaar in het kader van het project “Postbus vrijmaken”.
5.4
In het advies van het
Departamento Recurso Humano(DRH) van 24 september 2019 staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
In principe komen ambtenaren die in de uitoefening van hun functie regelmatig c.q. frequent gebruikmaken van hun eigen vervoer in aanmerking voor een autotoelage. Conform genoemde circulaire zouden de vrijmakingsambtenaren onder de categorieën A, B (onder eerste punt) of C kunnen vallen.
Bij onderhavig departement is onvoldoende informatie beschikbaar omtrent gemiddeld verreden kilometers om definitief een autotoelage voor te stellen, vooral omdat er sprake is van 22 vrijmakingsambtenaren. Dit is bijvoorbeeld in vergelijking met de controle-ambtenaren bij het Departamento di Impuesto aan de hoge kant. (…)
Geadviseerd wordt om aan bovenstaande kandidaten een autotoelage ter grootte van Afl. 300,- per maand toe te kennen.
(…)”.
5.5
Bij de bestreden beschikking is aan elke klager, gelet op het Landsbesluit vergoeding vervoermiddel en de circulaire van 22 december 1987, met ingang van 1 februari 2018 tot 1 september 2019 een maandelijkse autotoelage van Afl. 300,- toegekend.
De beoordeling
6. Het gerecht stelt voorop dat het toekennen van een maandelijkse autotoelage geen recht of automatisme is. Het blijft een discretionaire bevoegdheid van de betrokken minister om bij voldoening aan de gestelde criteria te beslissen over de toekenning van die toelage. Dit brengt met zich mee dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
7. Zoals het gerecht eerder heeft overwogen (zie bv. uitspraak d.d. 22 april 2009, GAZA 3553 van 2008) beogen de variabele kilometervergoeding en de vaste autovergoeding ambtenaren een compensatie te bieden voor (werkelijke) kosten die zij maken door het gebruik van de eigen auto voor de dienst, waarbij de hoogte van de toe te kennen autotoelage wordt bepaald door de intensiteit van het gebruik van het eigen vervoermiddel ten behoeve van de dienst. Een relevante factor daarbij is in elk geval de in aanmerking te nemen kosten van de auto (voor benzine/diesel, verzekering, onderhoud en afschrijving). Het Lbvv strekt evenwel niet tot een aanspraak van de ambtenaar op een volledige vergoeding van alle kosten voor het gebruik van een eigen auto voor de dienst.
8. In dit geval heeft het diensthoofd van klagers voorgesteld om aan klagers en 19 andere collega’s een maandelijkse autotoelage toe te kennen van Afl. 300,-. De DRH heeft dit voorstel ondersteund. Ter zitting is gebleken dat klagers niet hebben bijgehouden hoeveel kilometers zij elk met hun eigen auto ten behoeve van de dienst hebben gereden. Op grond waarvan zij menen in aanmerking te komen voor de autotoelage van Afl. 700,-, is daarom onduidelijk gebleven. Uitgaande van een vergoeding van Afl. 0,60 per gereden kilometer, zou dat voor een autotoelage van Afl. 700,- per maand namelijk betekenen, dat klagers (en hun 19 collega’s) maandelijks meer dan 1.167 km elk met hun eigen auto ten behoeve van de dienst rijden. Hiervan is niet gebleken. Hun stelling dat zij hun eigen auto dagelijks ten behoeve van de dienst gebruiken, is daartoe onvoldoende.
9. Het gerecht is van oordeel dat verweerder zich bij het bepalen van de hoogte van de autotoelage op het voorstel van de directeur van de DAD en het advies van DRH heeft mogen baseren en op goede gronden heeft geconcludeerd dat het autogebruik van klagers een vergoeding van Afl. 300,- per maand rechtvaardigt.
10. De slotsom is dat het bezwaar ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar van de onderscheiden klagers telkens ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 15 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.