ECLI:NL:OGAACMB:2021:21

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
AUA202002851
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van het salaris van een ambtenaar wegens plichtsverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 22 maart 2021 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd. De straf bestond uit een gedeeltelijke inhouding van het salaris ter grootte van Afl. 1.000,-, opgelegd door verweerder op basis van artikel 83 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. Klager had bezwaar gemaakt tegen deze straf, stellende dat hij geen plichtsverzuim had gepleegd. Hij ontkende beschuldigingen van diefstal van overheidsgoederen en stelde dat hij met toestemming een oude bezem en vuilniszakken had meegenomen. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend. Vervolgens heeft het gerecht de standpunten van beide partijen gehoord en de feiten van de zaak in overweging genomen. Het gerecht concludeerde dat klager zich niet schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, omdat hij niet onterecht overheidsgoederen had weggenomen en dat zijn gedragingen niet in strijd waren met de Landsverordening. De bestreden beslissing werd vernietigd en het bezwaar werd gegrond verklaard. Klager's verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat zijn eer en goede naam zodanig waren aangetast dat hij recht had op vergoeding. Het gerecht veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van klager.

Uitspraak

Uitspraak van 22 maart 2021
Gaza nr. AUA202002851

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 3 september 2020 no. 2 (het bestreden Landsbesluit) heeft verweerder met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) aan klager een disciplinaire straf opgelegd van gedeeltelijke inhouding van inkomen ter grootte van Afl. 1.000,-.
Tegen het bestreden Landsbesluit heeft klager op 12 november 2020 bezwaar gemaakt door het indienen van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 22 januari 2021 producties ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 februari 2021, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van La, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
Ingevolge het derde lid wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
1.2
Klager heeft onweersproken gesteld dat hij het bestreden Landsbesluit op 21 oktober 2020 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat hij zijn bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1.1
Klager kan zich niet verenigen met de hem bij het bestreden Landsbesluit opgelegde disciplinaire straf, en stelt zich daarbij op het standpunt dat hij geen plichtsverzuim heeft gepleegd. Er zijn volgens klager dan ook geen redenen om hem disciplinair te straffen. Hij verzoekt vernietiging van het bestreden Landsbesluit.
2.1.2
Ter onderbouwing hiervan heeft klager -samengevat- het volgende aangevoerd.
Hij ontkent dat hij zich eigendommen van het Land zou hebben toegeëigend dan wel dat hij die eigendommen zou hebben verwijderd. Hij heeft met toestemming een weggegooide oude bezem uit de vuilnisbak gehaald en deze in zijn auto geplaatst. Hij heeft ook twee kleine vuilniszakken, met daarin lege colablikken en lege bierflessen, in zijn auto gelegd om deze weg te gooien. Volgens klager wordt hij ten onrechte ervan beschuldigd dat hij een stofzuiger en een ventilator zou hebben gestolen. Deze beschuldiging heeft zijn leven sterk benadeeld, omdat het hem niet meer wordt toegestaan als beveiligingsambtenaar werkzaam te zijn en hij door collega’s ervan wordt beticht dat hij andermans spullen niet kan laten staan.
Ten aanzien van het autowassen, betoogt klager dat hij inderdaad zijn auto tijdens werktijd met water heeft schoongespoten, maar dat hij zijn auto niet heeft gedroogd. Bovendien had hij toestemming om zijn auto te wassen. Verder heeft klager zich op het standpunt gesteld dat het doen van controlerondes op het terrein, onderdeel vormt van zijn werkzaamheden, en dat hij zijn taak naar behoren heeft uitgevoerd.
2.1.3
Klager verzoekt tevens een schadevergoeding van Afl. 25.000,- voor de schade die hij heeft opgelopen aan zijn eer en goede naam.
2.2
Aan het bestreden Landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, namelijk het wegnemen van voorwerpen van het terrein dat hij juist behoort te bewaken, en het zich tijdens de werktijd bezighouden met het behartigen van zijn eigen particuliere belangen.
Het geschil
3. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten klager wegens plichtsverzuim disciplinair te straffen. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klager is vanaf 1 oktober 2003 ambtenaar, en laatstelijk vanaf 23 mei 2016 werkzaam bij het Cuerpo Especial Aruba (CEA) in de functie van beveiligingsambtenaar, in schaal 2.
4.2
Klager is bij Landsbesluiten van 28 maart 2017, 11 oktober 2017, 2 november 2017 en 1 maart 2019, telkens vanwege ongeoorloofde afwezigheid de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van het inkomen, opgelegd.
4.3
Bij brief van 9 november 2019 van het hoofd van het CEA is aan klager de toegang tot alle gebouwen, terreinen en voertuigen van het CEA ontzegd voor de duur van zes weken, en is hem bericht dat een onderzoek is gestart om te bepalen of hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
4.4
Bij brief van 11 maart 2020, door klager ontvangen op 24 maart 2020, is klager in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk tegenover het bevoegd gezag te verantwoorden, ter zake van door hem vermoedelijk gepleegd plichtsverzuim. In die brief staat - voor zover hier van belang – het volgende:
“Uit het schrijven van het hoofd van het Cuerpo Especial Arubano is vernomen dat tijdens de dagdienst van zondag 3 november 2019 en de nachtdienst van 4 november 2019 op het terrein van de politiegarage te Balashi een stofzuiger en een ventilator misten.
Uit onderzoek van de camera installatie van het CEA geplaatst op het bovengenoemd terrein blijkt dat u tijdens het uitoefenen van uw werkzaamheden op 3 november 2019 (avonddienst):
-
- uw persoonlijke auto had gewassen;
- u deed opvallend vaak controlerondes op het bovengenoemde terrein en langer dan normaal stond bij een laadbak van een witte pick-up;
- u op een latere tijdstip weer op het bovengenoemde terrein opliep en kwam teruglopen naar uw auto met een bezem lijkend object en plaatste deze in uw auto en wat later liep u met twee [zakken] dragend naar uw auto en plaatste deze in uw auto.
Dit impliceert dat u zich niet gehouden heeft aan [de] voor u geldende regels, u hebt zonder toestemming objecten weggenomen en in uw persoonlijke auto geplaatst, waardoor u van diefstal wordt verdacht.
(…)
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 84 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht wordt u hierbij in de gelegenheid gesteld om u omtrent het u verweten gedrag te verantwoorden (…)”.
4.5
Bij bestreden Landsbesluit is aan klager de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van inkomen ter grootte van Afl. 1.000,-opgelegd. In dat bestreden besluit staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) dat betrokkene middels de brief van 11 maart 2020 (DRH/26Geh) van het bevoegd gezag in de gelegenheid is gesteld om zich ten aanzien van het hem verweten gedrag te verantwoorden;
dat betrokkene van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt;
dat uit dossieronderzoek is gebleken dat betrokkene in het verleden zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, waardoor aan hem diverse disciplinaire straffen zijn opgelegd (…);
dat zulke gedragingen als hierboven omschreven worden niet geaccepteerd noch getolereerd;
dat betrokkene juist heeft gedaan wat hij als bewakingsambtenaar dient te bestrijden;
dat de functie van bewakings- en beveiligingsambtenaar een bijzondere verantwoordelijkheid me zich meebrengt waardoor de verwijtbare handeling van betrokkene, het wegnemen van voorwerpen van het terrein dat hij juist behoort te bewaken, hem verzwaard kan worden aangerekend;
dat betrokkene zich niet heeft gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt en heeft gedurende zijn werktijd zich beziggehouden met het behartigen van zijn eigen particuliere belangen;
dat betrokkene derhalve in strijd heeft gehandeld met de artikelen 47 lid 1 en 49 lid 2 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht;
dat geconcludeerd mag worden dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim in de zin van artikel 82 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht; (…)”.
Het wettelijk kader
5. Ingevolge artikel 47, eerste lid van de Lma, is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Voor zover hier van belang is ingevolge artikel 49, eerste en tweede leden van de Lma, de ambtenaar verplicht de gehele voor hem voorgeschreven werktijd aan de zaken van de overheid te wijden, en is het de ambtenaar verboden gedurende de voorgeschreven werktijd zich bezig te houden met de behartiging van particuliere belangen van zichzelf of van derden.
Ingevolge artikel 82, eerste lid van de Lma, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder d, van de Lma, is de disciplinaire straf, welke kan worden toegepast, inhouding, geheel of gedeeltelijk, van inkomen. Ingevolge het tweede lid en onder c van dit artikel, geschiedt de inhouding van inkomen tot een bedrag van ten hoogste een maand inkomen.
De beoordeling
6. Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt.
7. Verweerder heeft zijn conclusie dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim gegrond op de bevindingen van een onderzoek uitgevoerd door het CEA. Klager wordt kennelijk verweten dat hij tijdens zijn avonddienst op 3 november 2019 zijn persoonlijke auto heeft gewassen, en een op een bezem lijkend object en twee zakken in zijn auto legde.
8.1
Het zich onder diensttijd bezig houden met het behartigen van particuliere belangen
Klager heeft erkend dat hij tijdens de avonddienst van 3 november 2019 op zijn werkplek zijn eigen auto schoon heeft gespoten. Het gerecht overweegt dat de ambtenaar, ingevolge artikel 49 van de Lma, verplicht is de gehele voor hem voorgeschreven werktijd aan de zaken van de overheid te wijden en dat het de ambtenaar verboden is zich gedurende deze werktijd zonder geldige reden zich bezig te houden met behartigen van zijn eigen particulieren belangen. Nu klager ter zitting onbetwist heeft gesteld dat hij hiervoor toestemming had en dat het gebruikelijk is dat collega’s hun persoonlijke auto op het werk schoonspuiten c.q. wassen, is het gerecht van oordeel dat onder deze omstandigheden, deze gedraging geen plichtsverzuim oplevert.
8.2
Wegnemen van een bezem en twee vuilniszakken
Klager heeft erkend dat hij tijdens de dienst van 3 november 2019 een oude bezem en twee plastic vuilniszakken met lege bierflessen en lege colablikken, heeft meegenomen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat de door klager meegenomen bezem een oude bezem betreft die reeds was weggegooid. Verder heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de twee plastic vuilniszakken iets anders bevatten dan vuilnis, namelijk lege bierflessen en lege frisdrank blikken. Dat klager zonder toestemming of recht overheidsgoederen dan wel goederen van een ander heeft weggenomen, is dan ook niet gebleken. Dat het een ambtenaar verboden is om vuilnis van de werkplek mee naar huis te nemen, volgt niet uit de Lma of enige andere wettelijke regeling of beleidsregel. Het is wellicht onwenselijk en onhygiënisch om vuilnis mee naar huis te nemen, maar het levert geen plichtsverzuim op.
9. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat verweerder niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim.
10. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Het bezwaar is dan ook in zoverre gegrond.
11. Ten aanzien van de verzochte (immateriële) schadevergoeding, overweegt het gerecht dat niet althans onvoldoende is gebleken dat als gevolg van de bestreden beslissing sprake is geweest van een zodanige aantasting van de persoon of van de eer en goede naam van klager, dat hij daarom aanspraak heeft op vergoeding van immateriële schade ter grootte van Afl. 25.000,-. Evenmin is gebleken dat vanwege de bestreden beslissing klager zal worden benadeeld in zijn verdere carrière. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
12. Verweerder dient op na te noemen wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden Landsbesluit van 3 september 2019 no. 2;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris,
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 22 maart 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van beroep is geen griffierecht verschuldigd.