ECLI:NL:OGAACMB:2021:18

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
AUA202001133
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar naar hogere schalen en de motivering van de afwijzing

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rangen van referendaris (schaal 12) en administrateur (schaal 13). Klager had op 28 april 2020 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 9 maart 2020, waarin zijn verzoek om bevordering werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het argument dat klager veelvuldig arbeidsongeschikt was en niet in het bezit was van een HBO- of WO-diploma. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was gebeurd.

Het gerecht heeft vervolgens de standpunten van beide partijen belicht. Klager betoogde dat de afwijzing in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur en dat zijn arbeidsongeschiktheid in de beoordelingsperiode niet langdurig was. Verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, stelde dat klager niet voldeed aan de vereisten voor bevordering, met name vanwege het ontbreken van een relevant diploma en zijn arbeidsongeschiktheid.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden concludeerde het gerecht dat de beslissing van verweerder om klager niet te bevorderen onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd was. Het gerecht oordeelde dat klager wel degelijk voldeed aan de functiewaarderingsvereisten voor de gevraagde schalen en dat de motivering van de afwijzing niet standhield. Het bezwaar werd gegrond verklaard, de bestreden beschikking werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen twee maanden opnieuw op het verzoek van klager te beslissen.

Uitspraak

Uitspraak van 22 februari 2021
Gaza nr. AUA202001133

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 9 maart 2020 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager om hem te bevorderen naar schalen 12 en 13, afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 28 april 2020 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 11 september 2020 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2020. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking op 24 april 2020 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn bevorderingsverzoeken en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld, dat de bestreden beschikking in strijd is met meerdere algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel en het fair-play beginsel.
Daartoe heeft klager - samengevat - aangevoerd dat de stelling van verweerder dat hij veelvuldig arbeidsongeschikt was en daarom niet kan worden beoordeeld, niet opgaat, nu de beoordelingsperiode voor een bevordering naar schaal 12, loopt van 12 april 2012 tot 11 april 2014 en hij in die periode (2012: 77 dagen, 2013: 32 dagen en 2014: 3 dagen arbeidsongeschikt en dus) niet langdurig arbeidsongeschikt was. In de beoordelingsperiode voor een bevordering naar schaal 13, van 12 april 2014 tot 11 april 2016, was klager slechts drie dagen arbeidsongeschikt.
Verder heeft klager aangevoerd dat hij zijn werkzaamheden heeft verricht voor verweerder (het gerecht begrijpt dat klager hiermee de betreffende minister bedoelt) en indien de door de Infra Cie opgegeven werkzaamheden onvoldoende waren de betreffende minister hierover verduidelijking kon opvragen.
Wat betreft de afwijzingsgrond van het niet bezitten van een HBO- of WO-diploma, heeft klager betoogd dat zijn werkzaamheden, die hij naar behoren en tevredenheid heeft verricht, liggen op HBO/WO-niveau. Een daadwerkelijk diploma is niet vereist, aldus klager.
2.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder -samengevat- ten grondslag gelegd dat klager niet in het bezit is van een HBO of WO diploma, dat onduidelijk is gebleven welke werkzaamheden hij gedurende zijn terbeschikkingstelling aan het bureau van de minister heeft uitgevoerd, en dat hij gedurende zijn beoordelingsperiode langdurig arbeidsongeschikt is geweest, zodat hij niet kan worden beoordeeld.
Het geschil
3.1
Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder op goede gronden het verzoek van klager om te worden bevorderd naar schalen 12 en schaal 13, heeft afgewezen.
3.2
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Feiten
4.1
Klager is met ingang van 9 maart 1992 aangesteld als ambtenaar, en is vanaf 1 januari 2009 werkzaam in de functie van senior ontwerper Instellingen en Commercie (IC) en Toerisme, Recreatie en Niet-verleenbaar (TRN) bij de Directie Infrastructuur en Planning (DIP).
4.2
De functie van senior ontwerper IC/TRN is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 13.
4.3
Bij Landsbesluit van 14 februari 2011 no. 23 is klager met ingang van 1 januari 2009 bevorderd naar de rang van hoofdcommies (schaal 10).
4.4
Bij Landsbesluit van 14 augustus 2013 no. 193 is vastgelegd, dat klager met ingang van 1 maart 2013 en voor de duur van de regeringsperiode van het Kabinet Eman II ter beschikking is gesteld van het Bureau van de minister van Integratie, Infrastructuur en Milieu met behoud van rechtspositie.
4.5
Bij brief van 2 maart 2015, ingediend op 3 maart 2015, heeft klager verzocht om hem te bevorderen naar schaal 11 met ingang van 1 januari 2011, en naar schaal 12 met ingang van 1 januari 2013.
4.6
Bij brief van 29 maart 2017 heeft klager verzocht om hem met ingang van 1 januari 2015 te bevorderen naar schaal 13.
4.7
De DIP heeft bij schrijven van 27 juni 2017 de betreffende minister geadviseerd over de bevorderingsverzoeken van klager. In dat advies staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Zijn verzoeken behelzen hem te doen bevorderen naar respectievelijk de schalen 11, 12 en 13.
Volgens de bezoldigingsregeling Aruba dient een hoofdcommies in totaal tenminste zes jaren (3 periodes van minstens 2 jaar tussen elke bevordering) in de rang te hebben gefunctioneerd om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering naar de rang gewaardeerd op schaal 13. Betrokkene is sinds d.d. 1 januari 2009 in de rang van hoofdcommies benoemd en voldoet op basis van anciënniteit aan deze eis.
Betrokkene is op d.d. 30 mei 2012 positief beoordeeld door zijn directe chef.
Vanaf 2013 was de aanwezigheid van betrokkene bij de DIP echter bijzonder onregelmatig zonder consistente opgaaf van redenen. Op 12 februari 2014 heeft betrokkene zich bij zijn directe leidinggevende ziek gemeld en heeft daarna geen werkzaamheden meer bij de DIP verricht. (…)
Opgemerkt zij dat betrokkene (…) ter beschikking is gesteld aan uw Bureau.
Gelet op het bovenstaande en de functie-inhoud kan ondergetekende zich slechts verenigen met het bevorderen van betrokkene naar schaal 11 met ingang van 1 januari 2011. (…) Als bijlage treft u de functiebeschrijving aan van betrokkene, welke reeds (…) maximaal is gewaardeerd op het niveau van schaal 13. (…)”.
4.8
Bij schrijven van 15 september 2017 heeft de INFRA Adviesgroep de betreffende minister geadviseerd klager te bevorderen conform zijn verzoeken.
4.9
Bij schrijven van 13 april 2018 heeft de
Departamento di Recurso Humano(de DRH) de betreffende minister geadviseerd klager te bevorderen naar schaal 11 met ingang van 1 april 2012, naar schaal 12 met ingang van 1 april 2014 en naar schaal 13 met ingang van 1 april 2016. In dat advies staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Conform beslissing van de ministerraad van 27 oktober 1995 en de circulaire van 9 december 2008 mogen bevorderingen niet meer dan 3 jaren terugwerken gerekend vanaf de datum van officiële registratie van het verzoek/voorstel. Het verzoek van betrokkene is op 3 maart 2015 geregistreerd waardoor betrokkene met ingang van 1 april 2012 kan worden bevorderd.
Betrokkene was met ingang van 1 november 2013 ter beschikking gesteld van het Bureau van de minister (…) (BMROII) voor de duur van de regeerperiode van het Kabinet Mike Eman II. Het managementteam van de DIP bericht (…) dat de DIP akkoord gaat met de bevordering naar schaal 11 m.i.v. 1 januari 2011. Wat betreft de bevorderingen naar de schalen 12 en 13 kan niet worden geadviseerd daar betrokkene geen werkzaamheden bij de DIP verrichtte en betrokkene niet beoordeeld kan worden.
Bij schrijven van 15 september 2017 van het BMROII wordt positief beoordeeld inzake de bevordering van betrokkene over de periode bij het BMROII.
Betrokkene voldoet aan alle bevorderingseisen. (…)”.
4.1
Bij schrijven van 29 maart 2019 heeft de directeur DIP de betreffende minister als volgt geadviseerd:
“(…) Ondergetekende verwijst naar schrijven van DIP van 27 juni 2017 en volhardt daarin. (…) Betrokkene heeft de HTS niet afgemaakt en dientengevolge kan de hem gevolgde opleiding in alle billijkheid gewaardeerd worden op die van MBO+ niveau. De schalen 12 en 13 zijn de hoogst academische schalen welke academisch werk- en denkniveau vergen en daar komt betrokkene zeker niet aan toe. (…)
Betrokkene is een Matrix-medewerker (senior ontwerper) en zijn directe chef bij de afdeling BRO is ingeschaald conform schaal 13 van de BRA. Conform geldend beleid kan betrokkene niet in dezelfde schaal worden bevorderd als zijn directe chef. (…)”.
4.11
Bij schrijven van 15 november 2019 heeft de DRH de betreffende minister geadviseerd om klager met ingang van 1 april 2012 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) en de verzoeken om bevordering naar schalen 12 en 13 af te wijzen. In het advies staat onder meer het volgende:
“(…) De directeur van de DIP is van mening dat betrokkene niet in aanmerking komt voor een bevordering naar schaal 12 en schaal 13. De functie welke een academisch werk- en denkniveau vergt, beschikt betrokkene niet hierover. (…)
Bij schrijven van 15 september 2017 van de Infra Cie is betrokkene echter positief beoordeeld om bevorderd te worden naar schaal 12 en 13. Betrokkene was immers ter beschikking gesteld bij het voormalige bureau van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie en was te werk gesteld bij Infra Cie.
Met betrekking tot de opleidingseis om in de functie van senior ontwerper IC/TRN te worden geplaatst dient betrokkene te beschikken over een universitair diploma Stedenbouw of Planologie of een gelijkwaardige werk- en denkniveau verkregen door minimaal 4 jaar ervaring in een vergelijkbare functie aangevuld met een opleiding of training op het vlak van ruimtelijke ordening.
Betrokkene heeft 4 jaren een HTS-opleiding richting Ruimtelijke Ordening en Planologie in Nederland gevolgd maar heeft het diploma niet behaald. Immers bericht de voormalige directeur van de DIP bij schrijven van 13 april 2010 dat met ingang van 1 januari 2009 een nieuwe organisatiestructuur is ingevoerd en betrokkene een functie is gaan uitoefenen op het niveau van schaal 13. Hierdoor is betrokkene met ingang van 1 januari 2009 bevorderd naar schaal 10. (…)
Ook wordt in het schrijven van de directeur van de DIP aangegeven dat betrokkene dezelfde schaal zou gaan genieten als die van zijn direct leidinggevende. Conform formatie van de DIP valt betrokkene onder de leiding van een teamcoördinator IC/TRN en niet onder de afdeling BRO, die tevens maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 13. (…)
Een ambtenaar die ter beschikking wordt gesteld kan bevorderd worden mits de functie (bij zowel de dienst als bureau van de minister het toelaat. (…)
Conform het bovenstaande is de functie dat betrokkene bij de DIP uitoefent gewaardeerd op het niveau van schaal 13. De functie van beleidsmedewerker/inhoudelijk adviseur (medior) bij een bureau van de minister is gewaardeerd op het maximale niveau van schaal 12. (…) Betrokkene is niet in het bezit van een HBO-noch een WO-diploma en niet naar schaal 12/13 kan worden bevorderd bij het bureau van de voormalige minister. (…)
Beoordeling bij het Bureau
De Infra Cie geeft in bovengenoemd schrijven een positieve beoordeling om betrokkene naar schaal 12 en 13 te bevorderen. (…) De DIP dient de mogelijkheid te krijgen om betrokkene op zijn functioneren te beoordelen.
Arbeidsongeschiktheid
Opgemerkt dient te worden dat betrokkene veelvuldig arbeidsongeschikt is. Gedurende zijn anciënniteitsperiode van 1 januari 2009 tot 1 januari 2011 was betrokkene 115 dagen arbeidsongeschikt. Door de te late indiening van het verzoek kan de eerstvolgende bevordering verschoven worden naar 1 april 2012.
(…)
Gelet op het bovenstaande wordt geadviseerd om betrokkene met ingang van 1 april 2012 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11) en de verzoeken (…) van betrokkene om naar schaal 12 en 13 te bevorderen af te wijzen.
Het advies van onderhavig departement van 13 april 2018 wordt hierbij ingetrokken. (…)”.
4.12
Bij Landsbesluit van 9 maart 2020 no. 4, is klager met ingang van 1 april 2012 bevorderd naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse.
4.13
Bij bestreden beschikking van 9 maart 2020 heeft verweerder het verzoek van klager om hem te bevorderen naar schalen 12 en 13, afgewezen. In die beschikking staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…) Conform het bovenstaande tabel kan geconcludeerd worden dat u veelvuldig arbeidsongeschikt is, waardoor u over die periode niet beoordeeld kon worden.
Bij schrijven van 15 september 2017 van de Infra Cie met accordering van de voormalige minister wordt bericht dat u als beleidsmedewerker bij het voormalige bureau heeft gefungeerd. De Infra Cie bericht dat u uw bijdrage heeft gegeven aan de projecten zoals:
- woonwijk Burubundo;
- schetsontwerp verkavelingsplannen voor 1.000 woonkavels;
- met de FCCA en de Directie Sociale Zaken gewerkt aan het project: wijkverbetering;
Echter wordt niet expliciet weergegeven wat uw rol was bij de genoemde projecten.
Conform formatie van bureau ministers is de functie inhoudelijk adviseur maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 12/14.
Opgemerkt dient te worden dat u niet in het bezit bent van een HBO- noch een WO-diploma en niet naar schaal 12/13 kan worden bevorderd bij het bureau van de voormalige minister. Tevens wordt erop gewezen dat u veelvoudig arbeidsongeschikt was en niet beoordeeld kon worden om u naar schalen 12 en 13 te bevorderen.
De Directie Infrastructuur en Planning dient de mogelijkheid te krijgen om u op uw functioneren te kunnen beoordelen. Na beoordeling kunt u een nieuw verzoek voor een bevordering indienen.
Derhalve is uw verzoek om u in aanmerking te laten komen voor een bevordering naar schaal 12 en 13 niet voor inwilliging vatbaar. (…)”.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Op grond van artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (de BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (de beoordelingsvereiste).
5.3
Ingevolge de bevorderingseisen dient voor een bevordering naar de rang van referendaris (schaal 12) de ambtenaar een functie te bekleden welke een waardering op het niveau van referendaris rechtvaardigt (de functiewaarderingsvereiste), en voorts reeds ten minste twee jaar dienst in de voorafgaande rang te hebben volbracht (de anciënniteitsvereiste).
De beoordeling
6.1
Het gerecht stelt voorop dat bevordering geen recht van de betrokken ambtenaar is noch een automatisme, doch een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
6.2
In dit geval staat vast dat klager vanaf 2009 is geplaatst in een functie die is gewaardeerd op het niveau van schaal 13, namelijk die van senior ontwerper IC/TRN, en dat hij tijdens zijn terbeschikkingstelling aan het Bureau van de betreffende minister heeft gewerkt in een functie op het niveau van minimaal schaal 12. Aan de functiewaarderingsvereiste voor een bevordering naar schaal 12 is dan ook voldaan. Dat klager niet beschikt over de vereiste HBO- of WO-diploma, heeft zijn plaatsing in voornoemde functies – met de daaraan gekoppelde opleidingsvereiste – niet in de weg gestaan. Gelet hierop gaat het niet aan dat de opleidingsvereiste hem bij een (volgende) bevordering in die functie(s) wordt tegengeworpen.
6.3
Verder staat ook vast dat klager met ingang van 1 april 2012 is bevorderd naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11), zodat hij met ingang van 1 april 2014 voldoet aan de anciënniteitsvereiste. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat klager in de beoordelingsperiode voorafgaand aan 1 april 2014, dus vanaf 1 april 2012, veelvuldig arbeidsongeschikt was.
6.4
Wat betreft de beoordelingsvereiste overweegt het gerecht als volgt.
Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat klagers functioneren gedurende de beoordelingsperiode onvoldoende is geweest. Dit klemt temeer nu degenen die in bedoelde periode nauw met klager hebben samengewerkt, namelijk de Infra Cie en de betreffende minister, klagers functioneren positief hebben beoordeeld. Niet valt in te zien waarom ook de directeur van de DIP de gelegenheid moet krijgen het functioneren van klager te beoordelen, nu klager in bedoelde periode niet bij de DIP heeft gewerkt. De motivering van verweerder betreffende de beoordeling van klager in de beoordelingsperiode is gelet op het bovenstaande dan ook gebrekkig en kan geen stand houden.
6.5
Gelet op het bovenstaande, is de beslissing om klager niet te bevorderen naar de rangen van referendaris (schaal 12) en administrateur (schaal 13), onbegrijpelijk en onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd. Het bezwaar is dan ook gegrond en de bestreden beschikking zal worden vernietigd. Verweerder zal met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen een nieuwe beslissing op het verzoek van klager om e worden bevorderd naar de schalen 12 en 13, moeten nemen. Aan verweerder zal daartoe een termijn worden gegeven.
6.6
Verweerder zal als na te noemen in de kosten worden veroordeeld.

UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 9 maart 2020;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw op het verzoek van klager te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en wordt geacht te zijn uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 22 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.