In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een bezwaar van klaagster, een douaneambtenaar, tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba om haar bevordering naar de rang van kommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse (schaal 5) te vertragen. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen het Landsbesluit van 30 december 2020, waarin werd bepaald dat haar bevordering pas met ingang van 1 januari 2018 zou ingaan, omdat zij in de beoordelingsperiode van 1 mei 2013 tot 1 mei 2017 227 dagen arbeidsongeschikt was geweest. Klaagster stelde dat deze vertraging in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur, aangezien zij positief was beoordeeld ondanks haar arbeidsongeschiktheid.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de reguliere termijn was gebeurd. Het gerecht oordeelde dat klaagster aan alle vereisten voor bevordering voldeed, inclusief het anciënniteits- en beoordelingsvereiste. De rechter oordeelde dat de vertraging van de bevordering onterecht was en dat de bestreden beschikking vernietigd moest worden. Verweerder werd gelast om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen over de ingangsdatum van de bevordering van klaagster. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen bij beslissingen over ambtenarenrecht en bevordering.